Archeologie in het stadhuis

Christiaan
“De vondsten geven een unieke inkijk in het leven van de rijkste mensen van Hoorn in die tijd.” — Christiaan Schrickx
Opgraving aan Nieuwe Noord in Hoorn

In het stadhuis van Hoorn staan twee vitrines met archeologische vondsten. Bij een grote archeologische opgraving in de binnenstad van Hoorn in 2019 is een bijzondere vondst gedaan. Een gemetseld riool bleek opgevuld met afval uit de 17de eeuw.

Afval van de families Sonck en Coninck

De volledige inhoud van het riool is meegenomen en op het archeologisch depot van de gemeente Hoorn met behulp van vrijwilligers uitgezeefd. Dit heeft een enorme hoeveelheid scherven van voorwerpen van keramiek en glas opgeleverd, die weer in elkaar zijn gepuzzeld en geplakt. Daarnaast zijn voorwerpen van metaal, hout en leer gevonden.

Een opvallende vondst zijn de fragmenten van honderden lakzegels. Verder bevatte het riool etensafval, zoals botjes van dieren en vissen, oesterschelpen, noten, pitten en zaden. De vondsten geven een unieke inkijk in het leven van de rijkste mensen van Hoorn in die tijd. We weten namelijk van wie de voorwerpen zijn geweest. De eigenaren waren actief in het stadsbestuur en om die reden hebben de vondsten een plek in de hal van het stadhuis gekregen.

IMG 20221228 170655986 scaled

Gemetseld riool

Het riool waarin de voorwerpen zijn aangetroffen, is in 1620 gemetseld ten behoeve van het Armenweeshuis aan de Ramen. Dit weeshuis was bestemd voor weeskinderen van wie de ouders geen burger van Hoorn waren. In het huis werden maximaal 120 kinderen van 8 tot 17 jaar oud opgevangen. Ze werden aan het werk gezet in de lakenproductie. In 1638 ging het weeshuis en failliet en vervolgens werden de gebouwen verhuurd. In 1644 besloot men het voormalige weeshuis te verkopen.

Op een zijtak van het gemetselde riolen stonden de wc’s voor de weeskinderen. Na opheffing van het weeshuis werd deze zijtak van het hoofdriool afgesloten door plaatsing van een houten schot. De zijtak, met een lengte van ongeveer 8 meter, werd nu een beerput waarin ook afval werd gestort. De wc met stortkoker is een keer verplaatst waardoor het afval in twee groepen kan worden verdeeld. Een selectie van beide vondstgroepen is te zien in twee afzonderlijke vitrines.

DSC 0855 scaled

De familie Sonck

Albert Fransz Sonck (1571-1658) huurde het voormalige Armenweeshuis aan de Ramen vanaf 1638 voor 250 gulden per jaar. In 1644 kocht hij dit pand aan voor 8800 gulden. Gedurende zijn leven was hij 58 jaar lang raad in de vroedschap en was hij vijfmaal schepen en zevenmaal burgemeester. Daarnaast bekleedde hij nog tal van andere functies. Het pand aan de Ramen was meer dan 20 jaar lang zijn woonhuis, tot aan zijn overlijden in 1658.

Na het overlijden van zijn eerste vrouw hertrouwde Albert in 1622 met Cornelia van Segwaert, de weduwe van François van Bredehoff. Albert en Cornelia kregen in 1626 een zoon Meijndert.

Meijndert Sonck (1626-1675) groeide op in het grote pand aan de Ramen. Hij bleef daar wonen, ook nadat zijn vader in 1658 overleed. Hij trouwde in 1653 met Agatha van Neck (1634-1707). Het echtpaar kreeg negen kinderen, van wie er drie jong overleden. De andere kinderen (vier dochters en twee zonen) overleefden hun kinderjaren en trouwden met zonen of dochters uit vooraanstaande families. Bijzonder is dat er een zeer fraai schilderij van het gezin bestaat van de hand van de Hoornse meester Rotius. Dit werk heeft met zekerheid prominent in het huis aan de Ramen gehangen en is tegenwoordig te zien in het Museum Mayer van den Bergh in Antwerpen. Let vooral op de dure stoffen, parelkettingen, gouden sieraden en diamanten.

Inhoud vitrine 1

In de eerste vitrine, de bak in het midden van de hal, zijn voorwerpen uit de afvalput van Sonck te zien. De put bevatte 231 voorwerpen van keramiek en 62 voorwerpen van glas. Sommige spullen waren al antiek toen zij werden weggegooid zoals een steengoedkruik met daarop stempels met het jaartal 1604. De meeste voorwerpen zijn eenvoudig keukengerei, zoals kookpotten en vergieten. Andere voorwerpen werden op tafel gebruikt, zoals eetkommen en borden. De eenvoudige goedkope borden zijn in Delft gemaakt. Sommige voorwerpen hadden een sierfunctie op bijvoorbeeld een kast of aan de wand, namelijk borden en kommetjes van Chinees porselein en borden van Italiaans aardewerk. Porselein is met VOC-schepen naar Hoorn meegekomen. Vooral het Italiaans aardewerk valt op. De borden zijn fraai in blauw beschilderd met planten dieren in een stijl die in Italië ‘calligrafico’ wordt genoemd. De borden komen mogelijk uit Turijn en zijn zeldzaam als bodemvondst in Nederland.

Een klein aantal spullen kan als kinderspeelgoed worden beschouwd, zoals twee spaarpotten en aardewerken poppengoed. Misschien heeft Meijndert Sonck hier nog als kind mee gespeeld. Bijzonder zijn ook twee babyzuigflessen van tin.

De rijkdom van het huishouden blijkt uit het grote aantal drinkglazen, waaronder roemers met puntnopjes op de stam. De grootste glazen waren bestemd om bij feesten te laten rondgaan.

De familie Coninck

Albert Coninck (1655-1686) kocht het huis van Agatha van Neck na het overlijden van haar man Meijndert Sonck in 1675. Hij trouwde in 1679 met Meinoutje Abbekerk (1654-1711). Zij kregen tussen 1680 en 1686 vijf kinderen, van wie er drie op zeer jonge leeftijd overleden. Albert kwam zelf op slechts 30-jarige leeftijd te overlijden. Het laatste kind werd ruim een maand na Alberts overlijden geboren en leefde maar een jaar. Dochter Cornelia werd slechts 25 en was ongehuwd en had geen kinderen. Zoon Albert (vernoemd naar zijn vader) was daarmee de enige erfgenaam.

Meinoutje bleef als weduwe in het huis wonen. Zij hertrouwde in 1692 met Georgius Goethals, een predikantszoon die langdurig lid was van de vroedschap, actief was als schepen en burgemeester en tal van andere functies bekleedde.

Albert Coninck (1684-1735) nam het huis over. Hij was actief in het stadsbestuur als schepen, lid van de vroedschap en vooral veelvuldig als burgemeester. Daarnaast was hij langdurig secretaris van de Gecommitteerde Raden en bekleedde nog diverse andere functies. Hij was een van de rijkste personen in de stad.

Een opmerkelijk gegeven is dat Albert nooit is getrouwd. Bij zijn overlijden in 1735 had hij geen directe verwanten als erfgenamen. Daarom liet hij in 1734 per testament zijn bezittingen aan een hele lijst van personen en instellingen na. Het meest opmerkelijk is de nalatenschap aan dienstmeid Antje Hermans van der Zeeden. Zij kreeg 25.000 gulden in obligaties en de beschikking over alle huisraad, inboedel, linnen en wollen. Bovendien bepaalde hij dat zij haar leven lang mocht blijven wonen in het huis. Na haar overlijden zou alles toekomen aan zijn erfgenamen.

Inhoud vitrine 2

In de tweede vitrine, onder de balie, zijn voorwerpen uit de afvalput van Coninck te zien. De put bevatte 162 voorwerpen van keramiek en 65 voorwerpen van glas. De meeste voorwerpen zijn eenvoudig keukengerei, zoals kookpotten en steelkommen. Een grote kom was bestemd voor het maken van kaas.

Andere voorwerpen werden op tafel gebruikt, zoals een serie witte borden. Opvallend is vooral de grote hoeveelheid voorwerpen van glas, vooral roemers en bierbekers. Daarnaast zijn ook glazen drinkbakjes voor in een vogelkooi aanwezig en een glazen trechter voor het tappen van wijn.

Onder de metalen voorwerpen bevinden zich enkele opvallende objecten. Een klein theepotje van tin behoort tot het kinderspeelgoed. Verder is in de vitrine een zakzonnewijzer en een zogenaamd zuinigje te zien. Een zuinigje diende om een stompje kaars op te branden.