Eind september hebben de archeologen van Archeologie West-Friesland een opgraving uitgevoerd op een perceel aan de Raadhuisstraat in Wognum. Tot voor kort stond hier een huis dat in Wognum als voormalige bakkerij bekend stond. In 1963 verloor het deze functie. Binnenkort vindt nieuwbouw plaats. Onder de nieuwbouw komt een fundering en een kelder. Daarom konden de archeologische resten niet worden behouden en moesten daarom worden opgegraven. De archeologen hebben achterhaald dat hier al vanaf 1100 werd gewoond. Daarmee is dit een van de oudst bewoonde plekken in West-Friesland. Rond 1450 verscheen een bijzonder bakstenen huis waarvan de kelder nog altijd aanwezig was in de gesloopte bakkerij. Voor een dorp als Wognum was een bakstenen huis in die tijd zeer uitzonderlijk. De archeologen spreken dan ook van een belangrijke opgraving.
Een terpje uit de twaalfde eeuw
Wognum is een van de oudste plaatsen van West-Friesland. Schuin tegenover de opgravingslocatie staat de Protestantse kerk. In de huidige vorm dateert de kerk vooral uit de vijftiende en zestiende eeuw. Uit opgravingen in de kerk blijkt dat hier in de twaalfde eeuw een grote tufstenen kerk stond. Tufsteen is vulkanisch gesteente dat als bouwmateriaal werd gebruikt totdat men de baksteen uitvond. De grote Middeleeuwse kerk geeft aan dat Wognum in die tijd een belangrijke plaats was.
Bij de opgraving zijn sporen van huizen uit dezelfde tijd als die tufstenen kerk gevonden. Wat verwijderd van de Raadhuisstraat lag een kleine terp met een houten huis daarop. Aan de voorzijde hadden de bewoners een waterput, die was gemaakt van gestapelde veenplaggen. Zo’n put ging een tijd lang mee, maar spoelde uiteindelijk dicht of de wanden stortten deels in. Dan groef men weer een nieuwe waterput. Bij de opgraving zijn wel vijf plaggenputten ontdekt. Bij één van deze waren de plaggen gestapeld op twee in de bodem geplaatste houten tonnen. Het hout van deze tonnen wordt in de werkplaats van Archeologie West-Friesland verder onderzocht.
Van de opeenvolgende huizen op het terpje is niet veel teruggevonden. Dat is niet vreemd: ze waren gemaakt van hout en hadden wanden van leem en rieten daken. Daar blijft in de bodem weinig van over. Wat wel wordt teruggevonden, zijn de haardplaatsen. Dat is een centrale plek in het huis waar een haardvuur wordt gestookt. Dit vormde de verwarming en hier kookten de bewoners.
In de bodem zijn ook gebruiksvoorwerpen van de bewoners opgegraven, zoals scherven van kookpotten, stukken van maalstenen van handmolens voor graan en onderdelen van bronzen paardentuigage.
Een bakstenen zaalstins
Op het perceel is ergens in de vijftiende eeuw een bakstenen huis gebouwd. De gewelfkelder van dit huis was nog altijd aanwezig in het onlangs gesloopte woonhuis dat onlangs is gesloopt. De kelder had een oppervlak van ongeveer 7 bij 6 meter. Het is gebouwd in de traditie van de Friese zaalstins: een grote gewelfkelder met daarop de zaal en een dak. Voor onze begrippen is dit een klein huis, maar in de vijftiende eeuw was dit een indrukwekkend bakstenen gebouw. Dat gold zeker voor het platteland waar alleen nog houten boerderijen stonden. Her en der verschenen bakstenen huizen, die vaak bekend kwamen te staan onder de naam ‘stenen kamer’. Het bekendste voorbeeld hiervan staat in Schellinkhout. Ook in de stad Hoorn waren bakstenen huizen in die tijd nog een uitzondering. Het enige huis dat er nog staat, is het Proostenhuis uit 1425 dat nu deel uitmaakt van de gebouwen van het Westfries Museum aan de Roode Steen. Deze vroege bakstenen gebouwen verschenen in een tijd van gewelddadige conflicten en moesten verdedigbaar zijn.
De grote vraag is wie deze zaalstins in Wognum heeft laten bouwen? Mogelijkheid was Claes Ruijch, actief in het stadsbestuur van Hoorn. Uit het archief is bekend dat hij trouwde in 1453 met de dochter van een belangrijke koopman uit Hoorn en bezittingen had aan de Oosteinderweg in Wognum.
De brand van 1753
Uit historisch onderzoek blijkt dat het huis rond 1674 tot bakkerij is verbouwd. De bakker was in 1681 vertrokken vanwege schulden aan onder andere een timmerman, steenkoper en een houtkoper. De bakkerij met een oven werd per executieverkoop verkocht. Deze bakkerij brandde op 26 augustus 1753 af. In een kroniek wordt uitgebreid over de brand bericht. De brand begon in een boerderij aan de zuidzijde van de Raadhuisstraat. Brandend hooi vloog door de lucht naar een huis aan de noordzijde van de straat. Ook dat huis, het huis ernaast en de bakkerij brandden vervolgens af. Bij de opgraving zijn sporen van deze brand aangetroffen.
De nieuwe bakkerij uit 1755
In 1755 is een nieuwe bakkerij gebouwd. Uit de opgraving blijkt dat de bovengrondse muren van de oude zaalstins zijn afgebroken en dat met dezelfde stenen nieuwe muren zijn opgetrokken. De kelder bleef gehandhaafd en diende voor de gekoelde opslag van de eieren en melk van de bakker. Ernaast kwam de bakkerij met winkel, en een zolder voor de opslag van graan. De bakkerij bleef bestaan tot 1963. Voorafgaand aan de sloop is de houtconstructie van het pand uitgebreid onderzocht.
Een belangrijke opgraving
De opgraving is inmiddels afgerond, maar de archeologen begeleiden nog wel het uitgraven van de bouwput. Voor de geschiedenis van West-Friesland is het een belangrijke opgraving. Zelden komen sporen van bewoning in de twaalfde eeuw zo goed in beeld als hier in Wognum. Bovendien is de opgraving van de zeldzame bakstenen zaalstins een eenmalige gebeurtenis. De komende tijd worden alle vondsten gewassen en alle verzamelde gegevens uitgewerkt om het verhaal van deze bijzondere plek te schrijven.