|

Fundamenten van de stolpboerderij.

 

Afgelopen week hebben we een opgraving uitgevoerd in Lambertschaag. Op het perceel stond een stolpboerderij op een flinke afstand van de weg. Deze stolp is afgebroken om plaats te maken voor nieuwbouw, opnieuw in de vorm van een stolpboerderij. Voorafgaand aan de sloop hebben we de oude boerderij bouwhistorisch onderzocht. Het houtskelet van de stolp, het vierkant genaamd, bleek helemaal te zijn gemaakt van grenenhout en viel op door de gedegen constructie: mooie kwaliteit balken, zorgvuldig uitgevoerde houtverbindingen en de toepassing van telmerken, bedoeld om het plaatsen van het vierkant te vereenvoudigen. Bij de sloop zijn monsters gezaagd uit de vierkantbalken. De monsters zijn door middel van dendrochronologisch onderzoek gedateerd, zodat we nu kunnen zeggen dat de boerderij omstreeks 1662 is gebouwd.

Door het archeologisch onderzoek hebben we de geschiedenis van deze plek verder terug in de tijd kunnen reconstrueren. Al in de periode 1550-1600 is het terrein opgehoogd, waarna een huis is gebouwd. Van dit huis is niets teruggevonden, maar wel van de waterput die erbij hoort. Deze waterput was gemaakt van een ingegraven eikenhouten ton, met daarop een wand van gestapelde kleiplaggen.
Rond 1662 is dit huis afgebroken, waarna dus een stolpboerderij is gebouwd. Dit was een Westfriese stolp, wat betekent dat de darsdeur in de voorgevel zat, de stal aan de achterkant en de woonvertrekken aan de zijkant. In de woonvertrekken bevond zich een kleine kelder.

Omstreeks 1850 is de boerderij grootschalig verbouwd. Hierbij zijn alle gevels vernieuwd en is de indeling sterk gewijzigd. Voortaan zat de darsdeur in de achtergevel, de stal aan de zijkant en achterkant en de woonkamers aan de voorkant. Het vierkant bleef wel op dezelfde plek staan op zijn oude, 17de-eeuwse fundamenten. Door de verbouwing was nu sprake van een zogenaamde Noord-Hollandse stolpboerderij. Als reden voor de grote verbouwing kan groei van de veestapel worden genoemd: in de nieuwe stolp was ruimte voor veel meer koeien. Na de verbouwing van omstreeks 1850 waren in de boerderij twee schoorstenen aanwezig (één aan de voorkant en één aan de achterkant) en een waterput in de stal. De waterput werd gek genoeg niet gevoed met grondwater, maar met water uit de nabij gelegen sloot. Tussen sloot en put was een diepe sleuf gegraven die was opgevuld met schelpen. Op deze manier kwam het water gefilterd aan in de put. Een dergelijke waterput hebben we nog niet eerder opgegraven.

 


Kelder in het woongedeelte.


Fundering schoorsteen.


Waterput 1550-1600.