Week 4 (3 t/m 7 juni 2019)
De laatste week van de opgraving hebben we ons gericht op het noordelijke deel van het terrein. Op de hoek van de Geldersesteeg en de Westerdijk, waar volgens een oude stadsplattegrond in 1560 een graanmolen stond, zijn helaas geen resten van bebouwing gevonden. De graanmolen was een zogenaamde standerdmolen die op vier gemetselde bakstenen poeren bovenop de dijk stond. Mogelijk zijn bij afbraak van deze molen eind 16de eeuw de poeren volledig verwijderd en hebben we daarom niets van deze molen aangetroffen. Wel zijn op die locatie met de metaaldetector enkele graanloodjes gevonden. Deze loodjes waren een bewijs van betaling van accijns op het malen van graan.
Volgens de oude stadsplattegronden zijn na afbraak van de molen ter plekke huizen gebouwd, maar ook van die bebouwing is niets aangetroffen. De percelen lijken in de 17de en 18de eeuw braak te hebben gelegen. Wel zijn sporen van een klein huis aan de Geldersesteeg gevonden. Een vloer van bakstenen en plavuizen met een stookplaats vormen de restanten. Hierop lag een pakket haardas met afval.
Op het noordelijke deel van het terrein zijn verder enkele grote afvalkuilen ontdekt, die dateren rond 1570 / 1580 en bij de leerlooierij horen. Uit een van de kuilen komen veel hoornpitten. Daarnaast bevatte deze kuil ook afval van een schoenlapper of andere leerbewerker, namelijk veel schoenen en leerafsnijdels.
De meest bijzondere vondst uit deze kuil is een houten brillenkoker, die dus uit de 16de eeuw dateert! De bril is al in de Middeleeuwen uitgevonden, maar was in de 16de eeuw zeker nog niet algemeen in gebruik. De oudste brillen waren gemaakt van been of ivoor en hadden nog geen brillenpoten, maar werden op de neus geknepen (knijpbril). Vanaf de 16de eeuw werden ze in de Duitse stad Neurenberg gemaakt. Deze brilletjes hadden een montuur van messing en werden op de neus gezet (neusbril). Pas in de 18de eeuw kregen de brillen poten. De hier gevonden koker was bestemd voor twee neusbrilletjes. Een unieke vondst!