Karperkuil

Over de opgraving is geen verslag verschenen in de Archeologische Kroniek Noord-Holland.


Vondstmelding

Op een bouwterrein aan de oostzijde van de Karperkuil in Hoorn is door particulieren een bijzondere vondst gedaan. Aan de zuidzijde van het Kleine Oost, de straat die het gebied aan de noordzijde begrenst, werd een oorspronkelijke del in het terrein ontdekt, die was volgestort met materiaal, dat met name kan worden gedateerd in het laatste kwart van de 16de eeuw. De Karperkuil is een haven die in 1576 is aangelegd. Kort na 1600 werden aan de oostzijde ervan scheepswerven gebouwd. De indruk bestaat dat men de del op het nog braak liggende terrein in de tussenliggende periode als stortplaats voor afval heeft gebruikt. De vondst betreft naast een groot aantal objecten van leer ook objecten van textiel. Tot de leervondsten behoren vijf min of meer complete (kinder-)schoenen, fragmenten van een wambuis, een werkwant, een boekband voorzien van ingestempelde versiering, een dolk- en een messchede. De textielvondsten bestaan uit een stuk van een grof geweven wollen hemd en acht grotendeels complete vilten hoeden. De hoogte en de breedte van de randen van de hoeden verschillen in grootte, doch in alle gevallen betreft het exemplaren die aan het eind van de 16de eeuw in de mode waren. Een van de hoeden had in de vrij smalle rand een inkeping, die doorliep in de bol, waardoor min of meer het model van een ‘zuidwester’ is ontstaan. Wellicht is dit gedaan om de hoed passend te maken. Aan de binnenzijde van de rand van een ander exemplaar bevonden zich resten van een zijden voering, terwijl langs de rand van een derde hoed nog resten van een zijden koord ter afwerking aanwezig waren. Ook is er een exemplaar, dat diverse malen is opgelapt, getuige de verstelstukjes, die zich nog in de bol bleken te bevinden. Tevens werden diverse viltafsnijdsels bij de hoeden gevonden, zodat de indruk bestaat, dat we hier te maken hebben met het afval van een hoedenmaker uit de Late Middeleeuwen. Eén object bestaat uit twee deels aan elkaar genaaide identieke stukken geweven wollen stof, waartussen zich resten van een voering van geweven plantaardig materiaal en een kleiige substantie bevinden. Het gebruiksdoel hiervan is voorlopig onduidelijk. Tijdens een opgraving naar de resten van een scheepswerf, die eerder in de directe omgeving van de hier besproken afvalplek door de archeologische dienst van Hoorn is verricht, is een vergelijkbare hoed tussen het afval in een oude havenvulling tussen twee opeenvolgende beschoeiingen gevonden.


Deze tekst is geschreven door T.Y. van de Walle-van der Woude en eerder gepubliceerd in de Kroniek van Noord-Holland over 2003.


In de volgende artikelen is ook meer te lezen over dit project:
Walle-van der Woude, T.Y. van de , 2007: ‘Van de hoed en de rand’ in: C. Schrickx e.a., Hoogtepunten uit Hoornse bodem, 109-113.
Aay, C. en T.Y. van de Walle-van der Woude, 2007: ‘Zomaar een stokje’ in: C. Schrickx e.a., Hoogtepunten uit Hoornse bodem, 115-119.