Grote Noord – Roode Steen (fase 2)

Van 22 maart t/m 17 mei 2004 heeft in de binnenstad van Hoorn een opgraving plaatsgevonden direct ten noorden van een terrein waarop in 2000 een onderzoek is verricht. De opgraving is uitgevoerd door de Archeologische Dienst van de gemeente Hoorn met medewerking van leden van de AWN-werkgroep Hoorn. Het terrein van de opgraving in 2000 was gelegen op de hoek van het Grote Noord en de Rode Steen en was vrijgekomen nadat het Winston-bioscoopgebouw uit 1918 was afgebrand. Oorspronkelijk was het terrein, waarop de bioscoop zich bevond, opgedeeld in twee percelen. De sloop van het woonhuis dat bij de bioscoop hoorde en ten noorden daarvan stond, vormde de aanleiding voor de opgraving in 2004. Ook dit terrein was oorspronkelijk verdeeld in twee percelen. In totaal zijn dus vier aaneengesloten percelen in het centrum van de stad onderzocht, waardoor een goed beeld van de bebouwing van dit gebied door de eeuwen heen is ontstaan. De percelen worden in het vervolg van dit artikel van noord naar zuid A1, A2, B en C genoemd.

De resultaten van de opgraving WIN00 zullen hier eerst kort worden uiteengezet omdat de opgraving van 2004 niet goed te begrijpen is zonder een beeld van dit eerdere onderzoek. De vroegste menselijke activiteit op het terrein vond plaats in de 13de eeuw. Uit deze periode dateren een kavelsloot in oost-west richting en een daarop aansluitende dwarssloot in noord-zuid richting. De kavelsloot bleek ergens halverwege de 13de eeuw te zijn gedempt, terwijl de dwarssloot pas omstreeks 1300 buiten gebruik werd gesteld. Op perceel B werd rond 1300 een huis gebouwd waarvan enkele bijbehorende vlechtwerkwanden en een haardplaats zijn aangetroffen. Mogelijk kwam gelijktijdig een huis of gebouwtje op perceel C tot stand, maar dit is niet duidelijk. De oudste resten die te interpreteren zijn als een huis op dit perceel dateren uit omstreeks 1312 (dendro-datering). Rond 1330 werd op perceel C een nieuw huis gebouwd met op het achtererf een stal. Het vondstmateriaal wijst erop dat de bewoner werkzaam was als smid. Eind 14de eeuw werd wederom een nieuw huis gebouwd en werd voor het eerst baksteen toegepast in de muren. Het voorhuis had een bakstenen voet met houten opbouw en het achterhuis was volledig van baksteen en gefundeerd op spaarbogen. Op perceel B verscheen in dezelfde periode een volledig bakstenen huis met funderingen op slieten. Achter het huis bevond zich een rechthoekige beerput. De bebouwing in de periode na het oudste huis en voor het bakstenen huis is niet duidelijk doordat de fundering van de bakstenen muur de oudere funderingen heeft verstoord. In de 16de eeuw werden op beide percelen nieuwe huizen gebouwd waaraan zich in de 17de en 18de eeuw vele verbouwingen hebben voorgedaan.

Perceel B kon tijdens de opgraving in 2000 slechts ten dele worden onderzocht omdat afstand gehouden moest worden tot de toen nog bestaande bebouwing ten noorden van het terrein (het woonhuis dat bij de bioscoop hoorde) en omdat vanwege de diepte (het diepste niveau lag ongeveer 4 meter onder het maaiveld) een getrapt profiel moest worden aangelegd. Dit houdt in dat met name de diepste niveaus beperkt onderzocht konden worden. De opgraving in 2004 heeft zich om deze reden niet alleen geconcentreerd op perceel A1 en A2, maar ook op perceel B. De opgraving is nog niet uitgewerkt zodat de conclusies in dit artikel van voorlopige aard zijn.

Bij de opgraving zijn op het diepste niveau twee kavelsloten in oost-west richting en een dwarssloot in noord-zuid richting aangetroffen. De dwarssloot sloot aan op de dwarssloot die in 2000 was aangetroffen. De sloten waren ongeveer 2 m breed en 1 m diep. Op de percelen tussen de sloten zijn verschillende kuilen aangetroffen die door het veen heen in de klei (Duinkerke 0) zijn gegraven. Omstreeks 1275 werd de kavelsloot tussen perceel A en B gedempt (met in de vulling onder andere een complete natuurstenen vijzel) en werden aan het Grote Noord twee huizen gebouwd. De resten van het zuidelijke huis (perceel B) werden ten dele tijdens de opgraving in 2000 blootgelegd. Tijdens derecente opgraving zijn verschillende vlechtwerkwanden en vloerniveaus van dit huis teruggevonden. Daarnaast werden verschillende haardplaatsen van kloostermoppen, vloerniveaus en afvalkuilen van een huis op perceel A opgegraven. Beide huizen waren ongeveer 8 m lang en 4 m breed. Op basis van de grote hoeveelheid leerafval kan geconcludeerd worden dat de bewoner van het huis op perceel A werkzaam was als leerbewerker. Er zijn onder andere enkele fraai bewerkte stukken leer gevonden, zoals twee fragmentarische schildbekledingen en een deel van de bekleding van (vermoedelijk) een ronde doos met resten van goudverf. Naast veel aardewerk werden verschillende benen en metalen voorwerpen gevonden, waaronder een haalmes (mogelijk gebruikt voor het ontvlezen van de huiden), een sikkel, een vleesvork en enkele messen. Achter het huis bevond zich een dikke compacte mestige laag met veel visresten. Hiervan zijn verschillende monsters uitgezeefd die nog onderzocht moeten worden. De dwarssloot bleef vermoedelijk een tijd lang in gebruik als terpsloot achter de huizen. Eind 13de eeuw werd ook deze sloot gedempt. In de bovenvulling van de sloot werden twee vlechtwerkwandjes gevonden van 2,4 bij 1,2 m die van een gebouwtje op het erf afkomstig moeten zijn.

De twee huizen werden gelijktijdig afgebroken. Het gehele terrein is vervolgens ongeveer 0,5 m opgehoogd. Op perceel A werd een nieuw houten huis gebouwd waarvan zes stijlen van de zuidwand, de achterwand en een grote centrale haardplaats zijn aangetroffen. Op basis van het aantal stijlen (totaal zeven) en de ligging van de haardplaats kan een huis van 12,5 x 6 m gereconstrueerd worden. De stijlen waren ingegraven en hadden een stompe onderkant die op een liggend plankje was gefundeerd. De zijwand had een horizontale betimmering en de achterwand was van verticale planken. De haardplaats was 2,5 bij 2 m groot en gemaakt van kloostermoppen. De stijlen zijn dendrochronologisch gedateerd op najaar/winter 1310/1311. Net als bij de opgraving in 2000 zijn geen resten gevonden die in verband kunnen worden gebracht met een huis op perceel B uit deze fase. Wel is een aantal verbrande palen gevonden die bij een gebouw uit de 14de eeuw behoord hebben. Er zijn geen corresponderende haardplaatsen of vloerniveaus gevonden.

Omstreeks 1375 werd perceel A opgesplitst in twee percelen (A1 en A2) van ongeveer 4 m breed. Er werden twee nieuwe houten huizen gebouwd van ongeveer 12,5 m lang en 4 m breed. De constructie is moeilijk te achterhalen doordat veel hout is hergebruikt als fundering voor de muren van de huizen van de volgende fase. Vermoedelijk waren de stijlen op eenvoudige poeren van balkjes en plankjes gefundeerd. Het huis op perceel A1 kon slechts ten dele onderzocht worden vanwege de afstand die gehouden moest worden tot de belendende bebouwing. Van het huis op perceel A2 zijn twee haardplaatsen en een klein bakstenen vloertje ter hoogte van de ingang gevonden. Rond 1400 werden de huizen van een stenen voet voorzien; de opbouw bleef van hout. Het huis op perceel A1 was ongeveer 15 m lang en het huis op perceel A2 ongeveer 17 m lang. Ze hadden een gezamenlijke tussenmuur. Van het huis op perceel A2 zijn twee opeenvolgende haardplaatsen van 2,2 bij 2,2 m opgegraven. Het huis was opgedeeld in een voor- en achterruimte. Achter het huis bevond zich een mestkuil met wanden van houten planken, waarin zich vondstmateriaal uit de eerste helft van de 15de eeuw bevond.

In de 16de eeuw kwamen twee eenvoudige stenen huizen met gezamenlijke tussenmuur tot stand. Uit deze periode dateren tevens een aantal afvalkuilen en een tonput. In de eeuwen daarna hebben de huizen vele verbouwingen ondergaan. De huizen werden verlengd en werden voorzien van verschillende kelders. Achter het huis op perceel A1 bevonden zich twee ronde beerputten. De beerput direct achter het huis bevatte veel vondstmateriaal uit de periode ca. 1640-1700. De volledige inhoud van de beerput is uitgezeefd. Dit leverde een grote hoeveelheid witte faience borden, witbakkende koppen, grapen, pispotten, twee blakers en veel andere aardewerken voorwerpen op. Daarnaast bevatte de beerput een hoeveelheid glaswerk dat slechts fragmentarisch bewaard is gebleven, waaronder een kometenbeker, verschillende gladde bekers en een kelderfles met gegraveerd jaartal 1621. Verder werden enkele houten voorwerpjes gevonden waaronder twee kantklosjes. De andere beerput, die vermoedelijk de opvolger van de eerste beerput is, leverde vrijwel geen vondstmateriaal op. Merkwaardig is dat zich achter het huis op perceel A2 geen beerput bevond. Op dit erf werd wel een ronde 17de-eeuwse waterput gevonden die eind 19de eeuw bleek te zijn dichtgegooid met onder andere borrelglaasjes, bierpullen en borden, koppen en diverse andere objecten van de Maastrichtse firma Regout.


Deze tekst is geschreven door Christiaan Schrickx en eerder gepubliceerd in de Kroniek van Noord-Holland over 2004. In het rapport zijn de laatste resultaten en conclusies te lezen.


Download hier het volledige rapport Download het verslag over het ecologisch materiaal