Zuiderdijk 33

In 2011 en 2012 werd door Archeologie West-Friesland een grootschalige archeologische begeleiding uitgevoerd van de werkzaamheden in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma aan de Westfriese Omringdijk. Een deel van de in 2011 aangetroffen vindplaatsen is reeds in de kroniek aan bod geweest. De hieronder beschreven vindplaats werd in juni 2012 onderzocht. Bij graafwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van een drain werden in het dorp Oosterleek iets zuidelijk van Zuiderdijk 33 tegen de teen van de dijk enkele skeletten gevonden die uiteindelijk deel bleken uit te maken van een klein middeleeuws grafveld. De vindplaats lag binnendijks op ongeveer 60 m ten noorden van de kruising tussen de Lekerweg en de Zuiderdijk. Na de ontdekking werd het grafveld in vier dagen onderzocht door Archeologie West-Friesland in samenwerking met Constance van der Linden van Tot op het Bot.

Het onderzoek werd vooral uitgevoerd om de begrenzingen vast te kunnen stellen. Hoe groot was het grafveld? Om hoeveel graven ging het en waarom lag dit grafveld hier? Het bleek om minimaal 14 graven te gaan. Aan de noord-, west- en zuidzijde kon de begrenzing van het grafveld worden vastgesteld, aan de oostzijde liep het grafveld nog verder de dijk in. De latere dijkophogingen hadden een deel van het grafveld afgedekt. Ook dieper lagen nog meer graven. Hierdoor is het aantal begraven individuen waarschijnlijk veel groter en liggen er nu nog veel skeletten in situ in dit deel van de West-Friese Omringdijk.

Het grafveld was 5 m breed en minimaal 5 m lang, maar waarschijnlijk een stuk langer. De graven lagen in een verbruinde kleilaag waar de afzonderlijke graven niet in te onderscheiden waren. Het grafveld was oorspronkelijk waarschijnlijk ommuurd. Het muurwerk was opgebouwd uit hergebruikte voornamelijk halve en driekwart delen van kloostermoppen. De enige gave kloostermop had een afmeting van 31 x 15 x 8 cm, een formaat dat goed overeenkomt met primair gebruik in de late 13de– en eerste helft van de 14de eeuw.

De individuen waren volgens de christelijke traditie met het hoofd in westen begraven. Er zijn aanwijzingen gevonden voor kistbegravingen, maar ook lijkwaden werden gebruikt. Een van de skeletten vertoonde een opvallende afwijkende houding. Deze man van 22 tot 24 jaar met een lengte van 166 cm, werd op de buik begraven. Het individu lag met het hoofd naar beneden, de benen gekruist en met de linkerarm los van het lichaam. Een dergelijke houding getuigt van een respectloze begrafenis. De ligging aan de noordzijde vlakbij de rand van het grafveld of zelfs net buiten de gewijde grond lijkt dit idee te ondersteunen. Mogelijk gaat het om iemand die geëxecuteerd is. Hier werden echter geen aanwijzingen voor gevonden tijdens het fysisch antropologisch onderzoek.

De aanwezigheid van het grafveld kan worden verklaard door een meervoudige inlaging waarbij de kerk van Oosterleek zich een aantal maal landinwaarts verplaatste. Bij de laatste herlocatie kwam de kerk op de huidige plek te liggen en werd het grafveld opgenomen in de inlaagdijk, de huidige Zuiderdijk. Dit gebeurde in de loop van de 15de eeuw.


Deze tekst is geschreven door Sander Gerritsen en eerder gepubliceerd in de Kroniek van Noord-Holland over 2012. In het rapport zijn de laatste resultaten en conclusies te lezen.


Download hier het volledige rapport