Bangert 61

Op het perceel Bangert 61 in Zwaag zijn in april 2012 de resten van een 17de-eeuwse stolpboerderij opgegraven. Deze boerderij is in de tweede helft van de 19de eeuw afgebroken, waarna hier een kleinere stolp is gebouwd. In 2012 is ook dit gebouw gesloopt en vervangen door nieuwbouw.

Voorafgaand aan de bouw van de boerderij in de 17de eeuw vond grondverbetering plaats door de venige ondergrond weg te graven en de bouwput op te vullen met klei. Tevens werd een sloot op de geplande locatie van de boerderij gedempt. Hierbij is veel afgedankte keramiek in de sloot gestort, vermoedelijk door omwonenden. De keramiek dateert uit de periode 1575-1615 en omvat met name standaard rood- en witbakkend aardewerk, bijvoorbeeld bakpannen, grapen, koppen en borden. De Nederlandse majolica bestaat slechts uit enkele borden en een miniatuurkannetje. Ook de hoeveelheid importkeramiek is beperkt, zeker in vergelijking met vondstcomplexen uit de binnenstad van Hoorn en Enkhuizen uit dezelfde periode. Opmerkelijke stukken zijn onder meer een complete steengoedkan met baardmanmasker en het wapen van Friesland, een klein potje van Weser-aardewerk en een bord van Werra-aardewerk uit Enkhuizen uit 1608. Opvallende vondsten van metaal zijn drie miniatuurobjecten van lood/tin, namelijk een schuimspaan, een treeft en fragmenten van een stoel.

De bouw van de stolpboerderij kan op basis van de keramiek uit de sloot rond 1615 worden geplaatst. Met name over de westelijke helft van de boerderij is veel informatie verkregen. Hier waren direct onder het maaiveld de resten van het gebouw nog geheel intact in de bodem aanwezig. De oostelijke helft van de stolp viel deels buiten het opgegraven gebied en de archeologische sporen waren hier bovendien minder goed in de grond bewaard.

De fundering van de westelijke zijgevel van de boerderij was 15 meter lang en is geheel teruggevonden. Hiernaast was nog een deel van de fundering van de voor- en achtergevel aanwezig. Uit de 17de eeuw dateren verder een schoorsteenfundering, drie ondiepe voorraadkelders, funderingen van binnenmuren, poeren en een waterput. Deze waterput lag buiten de boerderij, tegen de achtergevel aan. In de 18de eeuw vond een verbouwing van de boerderij plaats, waarbij onder meer een waterbak in een woonruimte van het huis is gemaakt en een bestaande kelder is verkleind. Tevens is de oude waterput gedempt en inpandig een nieuwe put gemaakt in het stalgedeelte.

Op basis van de aangetroffen sporen kan de indeling van de boerderij worden gereconstrueerd. Tussen de vier staanders van het vierkant, het houtskelet van de stolp, bevond zich zoals gebruikelijk de hooiberg. Langs de westgevel lagen de woonvertrekken, namelijk twee rechthoekige kamers van ongeveer 7 meter lang en ruim 3 meter breed. De kamers werden van elkaar gescheiden door de schoorsteen die waarschijnlijk aan weerszijden was voorzien van een schouw, zodat beide woonvertrekken konden worden verwarmd. Langs de achtergevel lag de koeienstal en aan de oostzijde bevond zich de dars van de boerderij. Via de dars, vanaf buiten toegankelijk door twee grote darsdeuren, werd het hooi in de hooiberg gebracht.

De funderingen van de gevels van de boerderij waren vrij licht uitgevoerd: een ondiepe bakstenen fundering op staal. Op de locatie van de gedempte sloot was de westgevel dan ook behoorlijk verzakt. De lichte fundering maakt het waarschijnlijk dat de buitenmuren van de boerderij bestonden uit houten gevels op een bakstenen plint.

Rond de boerderij zijn enkele afvalkuilen gevonden uit de 17de en 18de eeuw met afval van de bewoners van de boerderij. Het aardewerk kan als zeer eenvoudig worden gekarakteriseerd. Chinees porselein of geïmporteerde keramiek uit het Mediterrane gebied is bijvoorbeeld nauwelijks aanwezig, terwijl deze keramiek in West-Friesland over het algemeen in relatief grote hoeveelheden wordt aangetroffen. Diverse stukken eenvoudig rood- of witbakkend aardewerk zijn na beschadiging, bijvoorbeeld het afbreken van oor of steel, nog gebruikt. In de scherf van een bord van faience uit de 18de eeuw is bovendien een kramgat aanwezig. De bewoners vonden het blijkbaar de moeite waard om een dergelijk stuk te herstellen. Een aardig object uit de 17de eeuw is een vrijwel compleet bord van majolica met Chinees decor. Op de achterzijde zijn de initialen van de schilder (AG) aanwezig.

Verder is de aanwezigheid van ten minste zes kaasvormen van roodbakkend aardewerk leuk. Bij veel opgravingen in West-Friesland, zowel in de dorpen als de steden, worden dergelijke kaasvormen aangetroffen. Een bijzondere vondst van metaal is een messing rinkelbel uit de 17de eeuw. Aan het langwerpige messing object hingen kleine bellen en de achterzijde functioneerde als ‘bijtring’.

Bij de sloop van de stolpboerderij in de 19de eeuw is afbraakpuin gestort in de kelders, de waterput en rond het huis. Tussen het slooppuin zijn diverse (fragmenten van) wandtegels gevonden die oorspronkelijk ergens in de boerderij waren gemetseld. Het meest bijzonder zijn twee vloertegels van kaarsennissen uit de tweede helft van de 17de eeuw en fragmenten van twee paarse tegeltableaus uit de 19de eeuw. De tableaus bestonden beide uit zes tegels en tonen een boer met een paard en een boer met een koe. Zij bevonden zich waarschijnlijk aan weerszijden van een van de stookplaatsen van de boerderij.


Deze tekst is geschreven door Dieuwertje Duijn en eerder gepubliceerd in de Kroniek van Noord-Holland over 2012. In het rapport zijn de laatste resultaten en conclusies te lezen.


Download hier het volledige rapport