Van 4 tot en met 7 juni 2012 is door Archeologie West-Friesland een opgraving uitgevoerd op perceel Kerkstraat 11 in Wognum. Het terrein ligt op het restant van een prehistorische geulrug en steekt boven de omgeving uit. Op dit perceel stond een woonhuis uit 1922, dat in het voorjaar van 2012 is gesloopt. Wognum is een van de oudste plaatsen van West-Friesland. De plaatsnaam Wokgunge komt reeds voor in een lijst van kerken die wordt gedateerd tussen 993 en 1049. Het was toen een van de weinige plaatsen in een uitgestrekt veengebied. De oudste aangetroffen resten op perceel Kerkstraat 11 gaan terug tot circa 1100. De eerste bewoners vestigden zich direct op de natuurlijke klei van een kreekrug die als verhoging in het land aanwezig was. Op het diepste niveau van de opgraving zijn enkele paalkuilen en (kleiwinnings) kuilen in de zandige natuurlijke bodem aangetroffen. De bewoners gingen in de 12de eeuw over tot het opwerpen van kleine huisterpjes. Bij de opgraving zijn twee van dergelijke terpjes vastgesteld met tussen beide een sloot. De terplagen tekenden zich af als lagen met veel brokjes (hutten)leem en konden over een afstand van 18 meter worden gevolgd, wat een indicatie voor de omvang van de terpjes geeft. Het totale terppakket was ongeveer 80 tot 90 cm dik. Dit pakket is niet in één keer opgeworpen, maar geleidelijk door voortdurende ophoging ontstaan. Van de huizen zelf op de top van de terpjes zijn geen sporen aangetroffen. Deze bevinden zich waarschijnlijk onder de huidige panden Kerkstraat 9 en 11a. Uit de terplagen is een kleine hoeveelheid keramiek verzameld. Bij het kogelpotaardewerk valt op dat veel scherven oxiderend zijn gebakken en zijn voorzien van een grove borstelstreek. Verder zijn scherven Pingsdorf- en Paffrath-aardewerk en Maaslands witbakkend aardewerk aangetroffen. Onder de scherven Pingsdorf-aardewerk bevinden zich handgevormde kogelpotjes, wat typerend voor de 12de eeuw is. Bij het Maaslandse aardewerk zijn scherven van kannen met manchetrand aanwezig. In de hogere terplagen komen enkele scherfjes proto-steengoed voor, waaruit blijkt dat tot in de 13de eeuw is opgehoogd. Naast keramiek zijn brokken van basaltlava (tefriet) van maalstenen en een brok graniet gevonden. Granietgruis werd gebruikt als magering in kogelpotaardewerk. De enige metaalvondst uit de terplagen is een loden spinschijf van een type dat in West-Friesland regelmatig in 12de– en 13de-eeuwse context voorkomt. Tussen beide terpjes lag een sloot van ongeveer 3,5 meter breed. Een deel van de sloot is tijdens de opgraving verdiept. Uit de diepste lagen komen enkele grote randen van kogelpotten.
Bij de opgraving is een 13de-eeuwse waterput aangetroffen. Deze bestond uit een ingegraven ton met daarboven een uit stevige plaggen opgebouwde putschacht. De ton was samengesteld uit vijftien eikenhouten duigen met hoepels van de twijgen van hazelaar. De duigen zijn dendrochronologisch onderzocht, maar dit heeft helaas geen datering opgeleverd. Op een van de duigen is een ingekerfd merk aangetroffen, vermoedelijk een eigendomsmerk van een handelaar. Onderin de waterput is een matje van gevlochten (wilgen)tenen als waterfilter neergelegd. Ondanks deze maatregel was de ton voor ongeveer de helft van onderuit dichtgeslibd. In de insteek rondom de ton zijn enkele scherven aangetroffen, waaronder proto-steengoed. Daarmee wordt de aanleg van de put in de 13de eeuw gedateerd. Uit de dempingslagen van de put komt onder andere bijna-steengoed uit de periode 1275-1300.
Ophogingslagen, sporen en vondsten uit de 14de en 15de eeuw zijn niet aangetroffen. De terpjes werden in deze periode niet opgehoogd. In de tweede helft van de 16de eeuw werd de sloot tussen de terpjes gedempt. Vermoedelijk is op beide percelen een stolpboerderij gebouwd. Een fundering geheel in de noordwesthoek van het terrein is mogelijk met een stolpboerderij in verband te brengen. Het is in de bodem bewaard gebleven doordat het sterk was weggezakt in de slappe vulling van een gedempte sloot. Het overige muurwerk dat op de stevige oude terplagen stond, is bij sloop van de boerderij geheel verwijderd.
Op het erf zijn in de 17de of 18de eeuw diverse koeien en paarden begraven. Opmerkelijk is enkele van deze beesten in een aantal grote stukken zijn gehouwen voordat deze zijn begraven.
Download hier het volledige rapport