Drommedaris restauratie

In 2013 is gestart met de restauratie en herinrichting van de Drommedaris, het bekendste monument van Enkhuizen. Doordat hierbij onder meer inpandig werd uitgegraven, zijn de werkzaamheden archeologisch begeleid.

De Drommedaris is in 1540 gebouwd als toegangspoort en verdedigingswerk aan de zuidoostelijke rand van de stad Enkhuizen. Het gebouw werd destijds de Zuiderpoort of Ketenpoort genoemd, de naam Drommedaris dateert waarschijnlijk uit de 18de eeuw. Het bouwwerk bestaat uit een poort met aan weerszijden een toren: aan de westzijde de grote toren en aan de oostzijde de kleine toren. Oorspronkelijk was het gebouw ruim de helft lager dan tegenwoordig het geval is en had het een plat dak, zoals een rondeel. Bovenop een dergelijk rondeel konden kanonnen worden geplaatst. Ook in de geschutskelder van de grote toren en op de begane grond stonden kanonnen opgesteld. Tussen 1649 en 1657 is de Drommedaris verhoogd, waarbij het pand haar huidige uiterlijk heeft gekregen. De belangrijkste reden voor de verhoging was verfraaiing van de stad; haar functie als stadspoort en verdedigingswerk had het gebouw inmiddels verloren.

Zowel de grote als de kleine toren zijn inpandig uitgegraven. In de kleine toren kwamen geen archeologische sporen tevoorschijn, maar werd wel een kanonskogel van natuursteen gevonden. Bij het uitgraven van de geschutskelder van de grote toren werden diverse sporen en vondsten aangetroffen. De vloer van de kelder bleek in latere tijd met ongeveer 60 cm te zijn opgehoogd. Onder de ophoging was de originele 16de-eeuwse bakstenen vloer nog aanwezig. In de klei onder deze vloer zijn enkele objecten gevonden, waaronder een nijptang. De tang is waarschijnlijk gebruikt bij de bouw van de Drommedaris. Verder kwamen verspreid over de kelder diverse forse palen van eikenhout en elzenhout tevoorschijn. Uit het dendrochronologisch onderzoek op de eiken palen blijkt dat zij ruwweg tussen 1540 (de bouw) en 1560 dateren. De functie van de palen is niet helemaal duidelijk. Wellicht waren zij bedoeld om de kanonnen in de schietnissen mee vast te zetten.

Behalve vijf schietnissen zijn in de geschutskelder ook enkele andere kleine ruimtes aanwezig. Deze ruimtes waren oorspronkelijk voorzien van deuren: het ijzeren hang- en sluitwerk aan weerszijden van de deuropeningen is nog aanwezig. In een van de deuropeningen zat bovendien nog de onderkant van een eikenhouten deur. Door de ophoging van de vloer is dit deel van de deur onder de grond verdwenen. Uit historische bronnen is bekend dat zich in de kelder enkele gevangeniscellen bevonden, dus in ieder geval een deel van de kleine ruimtes zal deze functie hebben vervuld. Bij het uitgraven van de kelder bleek dat in een van de ruimtes een dikke beerlaag aanwezig was, wat betekent dat de ruimte dienst heeft gedaan als latrine. In de beer zijn enkele stukken aardewerk en een houten kommetje uit de periode 1540-1575 gevonden. De voedselresten in de beer zijn onderzocht en hieruit blijkt dat de gebruikers van de latrine een zeer eenvoudig dieet hadden. Vrijwel alleen resten van graan zijn aangetroffen, wat zowel in de vorm van brood als graanpap kan zijn geconsumeerd. Resten van fruit zijn nauwelijks aanwezig, terwijl groenten, kruiden en noten helemaal niet zijn aangetroffen. Het aantal visresten in de beer is talrijk, terwijl botten van zoogdieren en vogels juist vrijwel ontbreken. Vermoedelijk is de latrine gebruikt door de soldaten die werkten in het gebouw.


Deze tekst is geschreven door Dieuwertje Duijn en eerder gepubliceerd in de Kroniek van Noord-Holland over 2013. In het rapport zijn de laatste resultaten en conclusies te lezen.


Download hier het volledige rapport