In de zomer van 2013 is een grootschalige binnenstadsopgraving uitgevoerd aan de Paktuinen in Enkhuizen in opdracht van Scholtens Groep die hier nieuwbouw realiseert. Het terrein lag braak sinds 2006 toen enkele bedrijfsgebouwen werden gesloopt. Bij de opgraving zijn circa vijftien woonhuizen en een gedeelte van het kantoor en de pakhuizen van de Westindische Compagnie opgegraven.
In 1542 werd de Oude Haven ten zuiden van de stad gegraven. Ten zuiden van deze nieuwe haven werden verdedigingswerken aangelegd. Tussen de Drommedaris en de Prinsenstraat verrees een bakstenen stadsmuur met enkele verdedigingstorens. Bij de opgraving is de stadsgracht aangetroffen die ten zuiden van deze muur is gegraven. De stadsmuur is niet gevonden en ligt waarschijnlijk onder de huidige rijweg of stoep van de Paktuinen. Ten zuiden van de gracht bevond zich een veenweidegebied dat werd gebruikt voor agrarische doeleinden. Op dit deel van het terrein was een zeer dik veenpakket aanwezig. Langs de landzijde van de gracht was een afvalpakket aanwezig dat gedurende het bestaan van de gracht of vlak voor de demping ter plekke is gestort. Hieruit komen diverse fraaie metalen voorwerpen.
In 1590 besloot Enkhuizen tot een grootschalige stadsuitbreiding. Aan de zuidkant van de stad groef men de Nieuwe Haven uit (tegenwoordig ligt hier het Snouck van Loosenpark). De oude stadsgracht werd gedempt en de stadsmuur afgebroken. Bij de opgraving is in de gracht en als ophoging van het terrein een dik pakket van klei en veen aangetroffen. De aanleg van de Nieuwe Haven leverde enorme hoeveelheden grond op en hiermee werd het nieuwe stadsdeel tussen de Paktuinen en de Nieuwe Haven bouwrijp gemaakt. Bij de ophoging is geen gebruik gemaakt van stadsafval. Incidenteel belandden weggegooide of verloren spullen in de ophogingspakketten, zoals een gouden Carolusgulden uit 1546-1552.
De werkzaamheden van de stadsuitleg vorderden kennelijk snel want reeds in 1591 werden percelen aan de Paktuinen en aan de Nieuwe Haven door de stad uitgegeven. Bij de opgraving zijn veel resten van huizen en pakhuizen aan de kant van de Nieuwe Haven aangetroffen. Bij opgravingen elders in de binnenstad van Enkhuizen is geconstateerd dat de bebouwing in de 18de of 19de eeuw, toen het economisch slecht ging met de stad, grondig is gesloopt. Vloeren en fundamenten zijn daar volledig verwijderd omdat het slooppuin verkocht kon worden als weg- of dijkverharding. De meeste huizen aan de Nieuwe Haven zijn aan deze grootschalige sloop ontkomen. Funderingen, plavuizen vloeren en kelders waren in veel huizen nog aanwezig en zijn bij de sloop eenvoudig met grond toegedekt. Hierdoor geeft de opgraving een goed beeld van de indeling van de huizen en de wijze waarop deze zijn gebouwd. Als fundering van de bakstenen muren blijkt veel hergebruikt scheepshout te zijn toegepast: verzaagde spanten, huidplanken en zelfs complete scheepsroeren. Bij een van de huizen was een grote verdiepte ruimte (kelder) nog grotendeels aanwezig. In een van de wanden bevond zich de trap, aanvankelijk van hout en later van steen. Tegen een andere wand bevond zich de haardplaats met betegelde schouw. Zeer bijzonder is dat naast de haardplaats de bijbehorende vuurklok in scherven lag. Bij enkele huizen zijn de bijbehorende putten met afval van de bewoners aangetroffen.
De straat Paktuinen raakte minder snel bebouwd dan de Nieuwe Haven. Waarschijnlijk stonden aan deze straat niet alleen woon- en pakhuizen, maar ook diverse werkplaatsen waaronder haringpakkerijen. De naam Paktuinen herinnert hier aan, want een haringpakkerij werd in die tijd een paktuin genoemd. Ter plekke van het opgravingsterrein lagen enkele percelen aan de Paktuinen na 1590 nog decennia lang braak. De bewoners uit de buurt gebruikten dit terrein vermoedelijk als afvaldump, want hier lagen dikke afvalpakketten met as (verbrand hout en turf van haardplaatsen) en huishoudelijk afval. Tot de vondsten hieruit behoren enkele zeer fraaie en bijzondere Italiaanse borden, die als mediterrane pronkstukken in de huizen hebben gestaan. Het materiaal geeft een uniek beeld van de voorwerpen van keramiek en glas waarover de inwoners van Enkhuizen in de eerste decennia van de 17de eeuw beschikten. Tevens werd Moskovisch glas gevonden, mica venstertjes die werden gebruikt voor scheepslantaarns.
In 1639 kocht de Westindische Compagnie (opgericht in 1621) een groot pakhuis en nog een tweede pakhuis daarnaast aan. Deze stonden aan de Nieuwe Haven. Aan de kant van de Paktuinen bouwden de bewindhebbers van deze compagnie een groot kantoor dat volgens de kronieken een breed en aanzienlijk gebouw was. Schilderijen of tekeningen van dit kantoor bestaan niet. Bij de opgraving zijn de funderingen van het kantoor, het grote pakhuis, het tweede pakhuis daarnaast en de structuren op het binnenterrein teruggevonden. Op basis van deze sporen kan het complex van de WIC worden gereconstrueerd. Het kantoor is in 1828 gesloopt. Het grote pakhuis bleef behouden en is in 1972 afgebroken, waarna het is herbouwd aan de Wierdijk en nu onderdeel uitmaakt van het Zuiderzeemuseum.
Slechts enkele vondsten op het terrein zijn in direct verband met de WIC te brengen. Hiertoe behoren enkele kleine kaurischelpjes. Deze schelpjes werden door de VOC uit de Indische Oceaan meegenomen en in Holland verkocht aan met name de WIC. Deze compagnie gebruikte de schelpjes vervolgens om in Afrika slaven mee te kopen.
Download hier het volledige rapport Download de bijlagen