2014 | Berkhout | Koggenland

In maart 2014 is door AWF een opgraving uitgevoerd op het erf van een voormalige stolpboerderij (ca. 1600-1910) aan de Kerkebuurt 190 in Berkhout. Dit erf ligt een paar huizen verwijderd van de kerk van Berkhout. Het huidige dorpslint van Berkhout is waarschijnlijk in de late 12de eeuw gesticht. Een eerdere bewoningsas, mogelijk 12de-eeuws, lag tussen Berkhout en Bobeldijk in, langs de “Oude Gouw”.

De oudste vondsten die gedaan zijn tijdens de opgraving aan de Kerkebuurt dateren uit de late 12de eeuw. In een compacte, venige laag waren vondsten uit de late middeleeuwen samengedrukt. Sporen van bewoning zijn niet aangetroffen, maar er is ongetwijfeld wel bewoning op dit erf geweest. De vondsten bestaan uit: drie spinloden, twee zilveren munten, een brok tefriet en laatmiddeleeuws aardewerk. De muntvondst bevat een sterling van Floris V (1266-1296) en een halve groot van Edward III van Engeland (1351 of 1352). Floris de Vijfde, graaf van Holland, is algemeen bekend vanwege zijn strijd tegen en uiteindelijk de onderwerping van de Westfriezen aan het einde van de 13de eeuw. Deze muntvondst is bijzonder, omdat deze munten in West-Friesland zelden binnen hun oorspronkelijke context zijn gevonden.

Het aardewerk uit de periode late 12de-begin 13de eeuw bestaat uit: Paffrath, Pingsdorf, kogelpot en Maaslands wit en rood aardewerk. Uit de 13de-14de eeuw zijn gevonden: kogelpot, protosteengoed, steengoed uit Siegburg en Langerwehe, grijsbakkend en roodbakkend aardewerk. Verder zijn er twee daliegaten gevonden, die waarschijnlijk ouder zijn dan de middeleeuwse bewoning op het perceel. Vermoedelijk heeft men hier eerst klei gewonnen om de veenbodem te kunnen bewerken, mogelijk vanuit het 12de-eeuwse bewoningslint verderop.

In de bodem zijn veel voorwerpen gevonden die afkomstig zijn uit de inventaris en de aankleding van de stolpboerderij vanaf ca. 1600. Van de boerderij zijn delen van tegeltableau’s, zwart geglazuurde dakpannen en zogenaamde “koeienogen” (restproduct van het snijden van glas-in-lood raampjes) aangetroffen. Opvallende vondsten uit de periode rond 1600 waren: kraakporselein, een deel van een kom uit Montelupo, Noord-Hollands slibaardewerk, een steengoed kan hergebruikt als spreeuwenpot, delen van roodbakkende kaasvormen en een tinnen lepel. Van het boerenerf zijn veel sporen en structuren teruggevonden: poeren van de stolp en de bijbehorende schuur, waterkelders en een insteekhaven met aanlegplaats. Uit de vulling van deze insteekhaven kwam het grootste deel van het vondstmateriaal: vooral (industrieel wit) aardewerk uit de periode 1880-1910. Met dit serviesgoed is de insteekhaven rond 1910 gedempt, waarschijnlijk gelijktijdig met de sloop van de boerderij. De gebruiksvoorwerpen van de bewoners laten zien dat men al vanaf de 17de eeuw tot de rijkere boerenstand behoorde.


Deze tekst is geschreven door Jantien Verduin en eerder gepubliceerd in de Kroniek van Noord-Holland over 2014. In het rapport zijn de laatste resultaten en conclusies te lezen.


Download hier het volledige rapport