2014
In 2014 zijn de werkzaamheden voor de aanleg van een boezemgemaal in Schardam begonnen. Hierbij wordt een middeleeuwse deel van de Westfriese Omringdijk vergraven. De huidige Omringdijk bestaat voornamelijk uit ingelaagde jongere dijken, maar verwacht wordt dat de kern van dit deel van de Omringdijk bestaat uit de oude oorspronkelijke dijk uit de 12de of 13de eeuw. Daarnaast heeft binnendijks in ieder geval tot in de 17de eeuw het dorpje Lutjeschardam gelegen. Dit is voor 1652 verlaten omdat het ontbreekt op de kaart van Johannes Dou uit dat jaar. De resten van zowel de dijk als het dorp zullen hoogstwaarschijnlijk tijdens de werkzaamheden tevoorschijn komen. Het is een langdurig project dat met tussenpozen tot in 2016 archeologisch zal worden begeleid.
In aanloop naar het grote grondverzet is tegen de teen van de dijk aan de Markermeerzijde (noordkant) een brede sleuf gegraven waarbij twee opvolgende teensloten van de dijk zijn gevonden. De oudste van de twee is gevuld met brokken veen en klei. Deze sloot bevatte geen vondsten. Waarschijnlijk is de sloot gedempt bij een verhoging en verbreding van de dijk waarbij de nieuwe teensloot verder naar buiten kwam te liggen. De jongere sloot ten noorden hiervan lijkt snel dichtgeraakt. Mogelijk gebeurde dit tijdens een overstroming van het voorland waarbij de sloot werd opgevuld en een grijze kleilaag over het terrein werd afgezet. Daarna dekte men het terrein af met graszoden, mogelijk als een soort werkvloer om de dijk te verbreden. Waarschijnlijk werd tijdens deze verbreding de huidige teensloot gegraven. In 2015 zal een groot deel van de dijk worden aangesneden waardoor een gedetailleerder beeld van de opbouw van de dijk zal worden verkregen.
Tijdens de werkzaamheden kwam uit een van de 17de eeuwse lagen aan de noordzijde van de dijk een complete pot tevoorschijn. Uit deze laag zijn veel schelpen en afval afkomstig. Mogelijk betreft het een afvallaag van de bewoners van Lutjeschardam die aan de andere zijde van de dijk woonden. Wellicht wierpen zij hun afval langs de dijk weg.
2015
De in 2014 gestarte werkzaamheden voor de aanleg van een boezemgemaal in Schardam zijn verder gegaan in 2015. Richtte het onderzoek in 2014 zich vooral op de werkzaamheden rondom het geplande gemaal. In 2015 lag de nadruk op de noordelijke bouwkuip van het toekomstige gemaal. De verwachting was dat in dit stuk van de Westfriese Omringdijk een oude oorspronkelijke dijk uit de 12de of 13de eeuw in de kern aanwezig zou zijn. Tegen de verwachting in bleek een groot deel van de dijk te bestaan uit een dik pakket van brokken veen en humeuze klei.
De hoogte van de top van dit pakket komt overeen met 15de eeuwse dijkhoogtes waargenomen in de diverse dijkdoorsnedes langs de Zuiderdijk, tussen Hoorn en Enkhuizen. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het een reparatie van een 15de eeuwse dijkdoorbraak betreft. Door de doorbraak was een groot deel van het natuurlijke veen, waar de dijk oorspronkelijk op was gebouwd, weggespoeld.
Uit historische bronnen is bekend dat in de 15de eeuw meerdere dijkdoorbraken op dit stuk dijk hebben plaatsgevonden als gevolg van achterstallig onderhoud. Zowel de Beetskoog als Drechterland wilde niet voor dit onderhoud betalen. Het ruziën hierom ook wel klammen genoemd heeft dit stuk dijk de naam Klamdijk bezorgd. Uiteindelijk moest Drechterland voor het onderhoud betalen.
2016
De in 2014 gestarte werkzaamheden voor de aanleg van gemaal C. Mantel in Schardam zijn verder gegaan in (2015 en) 2016. Richtte het onderzoek in 2014 en 2015 zich respectievelijk op de werkzaamheden rondom het geplande gemaal en in de noordelijke bouwkuip, in 2016 werd in hoofdzaak de zuidelijke bouwkuip onderzocht.
In 2015 was in de noordelijke bouwkuip een dik pakket van brokken veen en humeuze klei gevonden dat werd geïnterpreteerd als een 15de eeuwse reparatie van een dijkdoorbraak die plaatsvond rond 1437. Het onderzoek in 2016 leverde resten op van de 17de eeuwse nederzetting Lutjeschardam, liggende aan de binnenzijde van de Klamdijk. Het ging in de eerste plaats om funderingen van vermoedelijk een huis en een bijgebouw, of twee huizen. Beide gebouwen waren erg licht gefundeerd op kleine poeren en onregelmatig ingeslagen palen. Het aantal gebruikte palen voor deze zogenaamde slietenfundering is te laag om volledig bakstenen wanden te kunnen dragen. De gebouwen zullen vermoedelijk een lichte bakstenen plint hebben gehad, waarop de dakdragende stijlen van het huis stonden.
Midden in een groep slieten werd een ingeslagen hergebruikte wandstijl teruggevonden. Aan één zijde waren inkepingen aangebracht, een zogenaamde getrapte weeg, om gepotdekselde planken zonder tussenruimte te kunnen bevestigen. Omdat de wandstijl maar aan één kant is ingekeept, gaat het mogelijk om een wandpaal van een staldeel aangezien de stijlen van een woondeel doorgaans aan twee zijdes met planken zijn beschoten.
Uit een sloot en enkele kuilen kwam veel vondstmateriaal uit de eerste helft van de 17de eeuw. Onder het materiaal bevonden zich opmerkelijke keramiekvondsten uit Portugal, Italië en Frankrijk. Zo werden enkele fragmenten van een komfoor uit Saintogne, de streek rond Bordeaux, met een maskeron gevonden. Dergelijke vondsten zijn uiterst zeldzaam. Ondanks hun buitengewone karakter geven de vondsten niet aan dat er sprake is van bewoners met een hoge sociale status. Hoogstwaarschijnlijk moet de aanwezigheid van importstukken eerder in het licht van de scheepvaart en handel worden gezien.
Door de goede conserveringsomstandigheden voor organisch materiaal zijn enkele bijzondere vondstcategorieën aanwezig. Opvallend is het aandeel leren schoenen. Onder de schoenen bevinden zich kinderschoenen en muilen of koemuilen uit de late 16de en 17de eeuw. Een bijzonder stuk is een schoen waar op de zool in Romeinse cijfers ‘VIIII’ staat ingekerfd. Vermoedelijk gaat het om een schoenmaat en wordt het aantal duimen bedoeld. De aanwezigheid van een schoenmaat geeft aan dat het bij de productie niet altijd maatwerk betrof, maar dat de schoenmaker mogelijk meerdere exemplaren met verschillende maten in voorraad had. Een andere opmerkelijke vondst is een deel van een visnet waar de loden verzwaring nog aan vast zat. Opmerkelijk was dat het net van wol gemaakt bleek te zijn. Mogelijk gaat het om een fragment van een net om platvis te vangen dat in een of meerdere rijen over de zeebodem werd uitgezet.
Uit het onderzoek van de nederzetting en de dijkdoorbraak is gebleken dat het geen toeval is dat juist ter hoogte van de dijkdoorbraak een kleine nederzetting is opgericht. Tijdens de reparatie is aan de binnenzijde van de dijk een steunberm aangelegd om de nieuwe dijk meer stevigheid te bieden. Deze steunberm fungeerde als een stevig plateau voor de 17de eeuwse bewoning. Dit plateau was niet alleen steviger, maar ook hoger dan de omringende gronden en dus droger. Lutjeschardam ontstond niet op deze locatie ondanks een dijkdoorbraak, maar juist dankzij de reparatie van deze doorbraak. Het rapport over dit onderzoek verschijnt in 2017.
Download hier het volledige rapport