Van 7 tot en met 17 april 2015 werd in een hooiland ten noorden van de Lutkedijk bij Obdam een onderzoek gedaan naar een roomse schuilkerk. Het project werd uitgevoerd door een combinatie van de studenten van Hogeschool Saxion (Deventer) Archeologie West-Friesland en de Stichting Oud Obdam-Hensbroek.
Uit historisch, cartografisch en voorafgaand archeologisch onderzoek was bekend dat hier resten uit de 17de-19de eeuw moesten liggen. De eerste bronnen dateren uit 1649 en spreken van een ‘papenhuis’. Deze datum ligt historisch gezien voor de hand omdat na de Opstand en de Vrede van Munster (1648) het verboden was openlijk het katholieke geloof te belijden. De ‘papen’ moesten dus hun heil elders zoeken en kerkten in onopvallende gebouwen in de stad of op het platteland.
Tijdens de opgraving werd een groot vlak aangelegd. Hierbij kwam een grote hoekige kavelsloot tevoorschijn, die gedeeltelijk is onderzocht. Deze brede ondiepe sloot liep om het complex van de schuilkerk en de vermoedelijke bijgebouwen. Van de schuilkerk zelf zijn 32 poeren teruggevonden. Deze poeren waren gevlijd op houten slieten neergelegd en gemaakt van diverse formaten secundaire balsteen. Gezien de lineaire groepering konden deze als de ondersteuning van de vloerbalken van de vermoedelijk geheel houten kerk worden geïnterpreteerd. Het gebouw had een afmeting van 16 x 14 m. De ingang en het later elders hergebruikte kerkorgel zaten aan de westzijde van het gebouw, het altaar vermoedelijk aan de oostzijde.
In de sloot om het terrein heen is een flinke hoeveelheid afval van gebruiksmaterialen gevonden. Dit gaat veelal om alledaags lokaal geproduceerde keramiek, waar onder enkele antieke stukken. Liturgische objecten als een wijwaterbakje, een wandtegel met de kruisigingscene en een bord met het opschrift ‘Eert Got’ zijn te verbinden aan het kerkterrein. Rondom het gebouw werden metalen voorwerpjes gevonden waaronder een crucifix en een hanger met Maria op de maansikkel. Opvallend was de hoge kwaliteit van de tabakspijpen. De welstand van de pastoor en zijn personeel blijkt verder uit een krantenartikel van 11-10-1776 waarbij een overval op de kerk en de geroofde buit bestaande uit goud- en zilverwerk, kandelaars, linnen en geld wordt gerapporteerd. Buiten de kerk moeten nog meer gebouwen hebben gestaan. Deze zijn allen onder de graszoden bewaard gebleven.
In 1801 mochten de katholieken weer terugkeren naar de Sint Victorkerk in Obdam. Daarna is het gebouw in verval geraakt of gesloopt.
Een van de doelen van het project was om te bezien of de zeer ondiep liggende resten binnen het huidig landgebruik vellig in de bodem lagen. Dat was niet het geval. Ook het bestaande archeologische regime van een vrijstellingsgrens van 10.000 m2 bood onvoldoende bescherming. Behoud ex-situ was daarom een goede optie.
Op de zondag 12 april 2015 werd door de bekende voetbalpastoor, de Obdammer Paul Vlaar, een openluchtmis gehouden. Deze vond plaats exact op de locatie van de oude schuilkerk. Meer dan 100 parochianen woonden deze bijzondere gelegenheid bij.
Download hier het volledige rapport