2015 | Enkhuizen | Enkhuizen

In juni 2015 is opgegraven op het perceel Havenweg 26. Doordat hieraan voorafgaand al heipalen en damwanden waren geslagen en het graafwerk samenviel met de aanleg van de bouwput, waren de omstandigheden tijdens het onderzoek complex. Desondanks heeft de opgraving interessante gegevens opgeleverd.

Het gebied is in 1590 onderdeel geworden van de stad Enkhuizen. Het onderzochte perceel lag langs de noordzijde van de in dat jaar gegraven Nieuwe Haven. De huidige Buitenhaven is een restant van deze haven, de rest is in de 19de eeuw gedempt en bevindt zich ter plaatse van het Snouck van Loosenpark. De grond die in 1590 bij het uitgraven van de Nieuwe Haven vrij kwam, is gebruikt om het maaiveld van de directe omgeving met enkele meters op te hogen. Enkele jaren later, in 1592/1593, is op het onderzochte perceel een pand gebouwd. Dit gebouw was ongeveer 7 meter breed, de lengte was minimaal 7,5 meter. Opvallend is dat de voorgevel niet op de rooilijn langs de straat stond, maar ruim 11 meter hierachter. Tussen het pand en de rooilijn was een onbebouwd voorerf aanwezig met een bestrating van keitjes. Dit maakt het aannemelijk dat het pand functioneerde als pakhuis of werkplaats, waarbij het voorerf werd gebruikt voor opslag of ambachtelijke werkzaamheden.

Binnen het gebouw lagen resten van een vloer en bakstenen goot voor de afvoer van drang- en afvalwater. De goot ging in het midden van de voorgevel door de gevel heen en liep vervolgens schuin over het onbebouwde voorerf naar een ingegraven ton. De ton functioneerde waarschijnlijk als een bezinkput. Vanuit de ton liep een houten afvoergoot richting de Nieuwe Haven.

Aan de fundering van het pand is bij de bouw in 1592/1593 de nodige tijd en geld besteed. Onder de bakstenen muur bevond zich een brede balk van naaldhout met daaronder palen van eikenhout en naaldhout van ongeveer 2,5 meter lang. De balk en palen waren keurig met elkaar verbonden door middel van een pen-gatverbinding. Een van de palen bleek een bijzonder geval: het gaat om een oude mast die is aangepunt en op zijn kop in de grond is geslagen. Aan de oorspronkelijke bovenkant van de paal bevindt zich een zogenaamde ‘hommer’, waarin zich een katrol bevond. Boven de achthoekige hommer zat een ijzeren band om de mast, waaraan meer katrollen waren bevestigd.

Tussen 1650 en 1700 is het voorerf bebouwd. Het pand dat hier stond was minder goed gefundeerd dan het oude bouwdeel, want onder de bakstenen muur stonden alleen wat korte paaltjes van naaldhout. Waarschijnlijk is het gebouw uit 1592/1593 in de 18de eeuw afgebroken. Een laag met veel puin en mortel op het terrein hoort bij deze afbraak. In de afbraaklaag is onder meer veel Chinees porselein gevonden, waaronder een vrijwel compleet bord uit de eerste helft van de 17de eeuw. Dit bord was op het moment van weggooien dus al antiek.

Het pand aan de voorkant is waarschijnlijk tot het begin van de 20ste eeuw blijven staan, waarna het is afgebroken en vervangen door het woonhuis dat hier tot 2015 heeft gestaan.


Deze tekst is geschreven door Dieuwertje Duijn en eerder gepubliceerd in de Kroniek van Noord-Holland over 2015. In het rapport zijn de laatste resultaten en conclusies te lezen.


Download hier het volledige rapport