2017 | Medemblik | Medemblik

In het kader van baggerwerkzaamheden in de havens van Medemblik, is begin 2017 een archeologische begeleiding uitgevoerd. Tot de Gouden Eeuw was de Oude Haven, de veenstroom de Medemolaca, de rivier- en zeehaven van de stad. Het oudste bekende gegraven water in Medemblik is de Zandwegsloot. Mogelijk bestond de Zandwegsloot al in de middeleeuwen. Omstreeks dezelfde periode was de Oude Haven in Medemblik nog in gebruik.
Na 1573 begon de economische groei van Medemblik. In 1577 besloot men een nieuwe haven aan te leggen, die in 1589 werd voltooid. De nieuwe haven, later bekend als de Oosterhaven, bood plaats aan handelsschepen, aangezien in deze periode Medemblik participeerde aan de Europese en intercontinentale handel.
Ruim vijftig jaar later werden in 1631 de Pekelharinghaven (de Ooster Nieuwe Haven of Eilandshaven) en de Westerhaven (de Wester Nieuwe Haven) aangelegd. In 1797 beleefde de stad Medemblik een tijdelijke opleving, wanneer de gehele Westerhaven in eigendom kwam van de marine. De Westerhaven fungeerde als bewaar-, lig- en werkplaats voor ’s Lands oorlogsschepen.

Enkele bijzondere vondsten getuigen uit deze periode. Een vijftal Coehoorngranaten, werd op de bodem van de Ooster- of Westerhaven aangetroffen. Deze granaten werden met een mortier, een kanon met een zeer korte en brede loop, afgeschoten. Hiervoor moest eerst het kruit in de mortier exploderen zodat de granaat wegvloog. Vervolgens moet door middel van een brandvertrager de granaat zelf exploderen wanneer de ze het doel, bijvoorbeeld een scheepsdek, had bereikt.
De holle granaten zijn gemiddeld 28 cm in diameter (kaliber) en wegen 50-55 kg. De wanddikte bedraagt hier gemiddeld 37 mm. Ze hebben uitwendige hijsogen en op één na duidelijke gietnaad. De vijfde granaat heeft een diameter van 32,5 cm en weegt 85,60 kg. De wanddikte van de granaat bedraagt 50 mm dik. De hijsogen op dit exemplaar zijn inwendig in tegenstelling tot de vier andere vondsten en er is geen zichtbare gietnaad aanwezig. Aan de ogen werden de granaten in de mortier gehesen. Deze mortieren en mortiergranaten werden vernoemd naar de bekende Nederlandse vestingbouwer Menno van Coehoorn (1641-1704), omdat de mortier regelmatig in de oorlogsvoering op en rond vestingen werd ingezet. De mortier functioneerde ook op zee. De Coehoornmortier was een zeer effectief en destructief verdedigingsmechaniek. De korte loop en het kleine formaat zorgden voor hanteerbaarheid. Slechts twee personen waren nodig om het bronzen of ijzeren werpgeschut te dragen en te bedienen. Hiermee kon het geschut op ieder gewenst moment op ieder gewenste plaats worden geïnstalleerd.


Deze tekst is geschreven door Jasper Leek en Sil Veenstra (stagiaire) en eerder gepubliceerd in de Kroniek van Noord-Holland over 2017. In het rapport zijn de laatste resultaten en conclusies te lezen.


Download hier het volledige rapport