In oktober 2016 werd aan de Spanbroekerweg een opgraving uitgevoerd op de plek van een gesloopte stolpboerderij. Voorafgaand aan de sloop vond een uitgebreide bouwhistorische opname van de stolp plaats. Het bleek te gaan om een Noord-Hollandse stolp, die in vergelijking met de Westfriese variant een andere indeling heeft en een grotere stal. Het houtskelet van de boerderij, het vierkant genaamd, was grotendeels gemaakt van hergebruikt eikenhout. Hiernaast was een grenen molenwiek toegepast in het vierkant. Na de sloop van de stolpboerderij zijn de onderdelen van het houtskelet bemonsterd voor dendrochronologisch onderzoek. Het hergebruikte eikenhout bleek te dateren uit de herfst/winter van 1550-1551. De datering van dit hout houdt geen verband met de bouw van de stolp, want het is uit een ouder gebouw afkomstig. De grenen molenwiek kon helaas niet worden gedateerd.
Tijdens de opgraving werden de ondergrondse resten van de stolpboerderij onderzocht, namelijk funderingen, kelders en putten. Binnen de stolp kwamen verder afvalkuilen tevoorschijn, die voornamelijk gebruiksaardewerk uit de 17de en 18de eeuw bevatten. Dit wijst er vermoedelijk op dat de recent afgebroken stolp in de 18de eeuw is gebouwd. Op de scheiding van stal en hooiberg bevond zich een waterput, die op een bijzondere manier was gebouwd. Op ruim vier meter onder het maaiveld kwam een wagenwiel tevoorschijn waarop de bakstenen wand in een cirkel waren opgestapeld. Bij de bouw van de put is de onderkant van de cilindervormige kuil bekleed met planken van naaldhout, waarschijnlijk om instorting van de zandige grond tegen te houden. Gezien de vorm van de planken gaat het om resthout van een houtzagerij. Op een paar honderd meter van het plangebied stond vanaf 1727 een houtzaagmolen waar de planken waarschijnlijk van afkomstig zijn. Ook de molenwiek uit het vierkant hoort vermoedelijk bij deze molen. De waterput was wellicht niet zo stevig, want tijdens een reparatiefase werd halverwege de waterput een tweede wagenwiel geplaatst waarna men opnieuw de bakstenen tot aan de bovengrond opstapelde.
Een andere opvallende structuur was een vierkante structuur van ongeveer 3 bij 3 meter binnen de hooiberg van de boerderij, bestaande uit zwaar muurwerk met daarbinnen een bakstenen vloer. De functie van de structuur stelde ons aanvankelijk voor een raadsel, totdat de eigenaren uit de 19de en 20ste eeuw werden opgezocht. Tussen 1845 tot 1930 woonden in de boerderij namelijk vier broodbakkers na elkaar. De stolp was in deze tijd niet in gebruik als agrarisch bedrijf, maar functioneerde als bedrijfspand voor een heel andere beroepsgroep. Op het zware muurwerk in de hooiberg stond in deze tijd een grote schoorsteen met daarbinnen een bakoven.
Mogelijk stond er voor de bouw van de stolpboerderij een langhuis op het perceel. De sporen die horen bij deze oudere bewoning zijn schaars, waardoor de exacte afmetingen van dit huis niet te achterhalen zijn. In een bakstenen poer waarop een paal van het dak moet hebben gerust, kwam een haardsteen uit het begin van de 17de eeuw tevoorschijn. Op de steen zijn in reliëf twee vazen met bloemen weergegeven.
Uit de opgraving kwam verder naar voren dat de plek al in de Late Middeleeuwen was bewoond. De aanwezigheid van kogelpotten uit de 13de eeuw geeft aan dat men het perceel in deze tijd voor het eerst als woongrond in gebruik nam. Men hoogde het terrein eerst bijna een meter op met zand en klei voordat men er ging wonen. Blijkbaar was dat nodig om op deze plek droge voeten te houden. Door de ontginning van het veengebied en het graven van sloten werd het veen ontwaterd en kromp het ineen. Hierdoor daalde het maaiveld, met wateroverlast als gevolg. Onder de middeleeuwse ophogingspakketten kwam een restant van de oorspronkelijke veenlaag tevoorschijn.
Op het diepste niveau bevonden zich tot slot sloten met een andere oriëntatie dan het huidige slotenpatroon. Mogelijk wijst dit erop dat het gebied in de Late Middeleeuwen een keer is herverkaveld. Naast de kogelpotten werden ook grote stukken maalstenen van tefriet en objecten van metaal, zoals spinloden voor het spinnen van garen uit wol en een ijzeren bijl, uit de Middeleeuwen gevonden.
Deze tekst is geschreven door Sander Gerritsen & Dieuwertje Duijn en eerder gepubliceerd in de Kroniek van Noord-Holland over 2016. In het rapport zijn de laatste resultaten en conclusies te lezen.