Begin 2017 is de stolpboerderij op het perceel Zwaagdijk 196 afgebroken. Omdat het om een oude boerderij ging, is bouwhistorisch onderzoek gedaan. Waarschijnlijk is de stolpboerderij in de 17de eeuw gebouwd. Het ging om een zogenaamde Westfriese stolp, wat betekent dat de darsdeuren in de voorgevel zaten en de koeienstal aan de achterkant lag. In de voorgevel van de boerderij zaten vrij grote ramen, die zijn geplaatst bij een verbouwing van de boerderij, waarschijnlijk in 1939. Het vierkant (houtskelet) van de boerderij Zwaagdijk 196 was complex: het was gemaakt van verschillende soorten hout en in latere tijd hebben diverse reparaties aan het vierkant plaatsgevonden. De meeste onderdelen van het vierkant waren van eikenhout, namelijk drie palen en drie liggende balken. Uit jaarringonderzoek aan het hout blijkt dat het uit circa 1565 dateert. Dit geeft echter waarschijnlijk geen informatie over de bouw van de boerderij, want sporen in de balken wijzen erop dat het eikenhout is hergebruikt in de boerderij. Het heeft dus oorspronkelijk in een ander gebouw gezeten. De vierde paal van het vierkant was van grenenhout en dateert van rond 1620. Mogelijk is deze paal aangebracht bij de bouw van de boerderij, wat zou betekenen dat de stolp rond 1620 is gebouwd. Twee liggende balken waren ook van naaldhout. Zij zijn waarschijnlijk in de 19de eeuw geplaatst, als vervanging van oudere balken die in slechte staat verkeerden.
Voorafgaand aan de bouw van de nieuwe boerderij vond op het terrein een opgraving plaats.
Hierbij zijn de ondergrondse resten van de boerderij blootgelegd. Dit zijn in de eerste plaats de bakstenen funderingen van de gevels van de stolp. Deze funderingen bleken erg rommelig te zijn: in de loop van de eeuwen heeft men steeds delen van de funderingen vernieuwd, waardoor een lappendeken van stukjes muurwerk uit verschillende periodes was ontstaan. Hiernaast kwamen veel structuren tevoorschijn die horen bij een oudere fase van de boerderij en in de situatie van 2017 niet meer zichtbaar waren. Voorbeelden hiervan zijn kelders, een waterput, schoorsteenfunderingen, een haardplaats met asput en de fundering van een bedstede. Op basis van deze sporen kan de indeling van de boerderij in de 17de eeuw worden gereconstrueerd. De woonvertrekken lagen in deze tijd langs de hele westgevel van de boerderij. In een scheidingsmuur tussen twee kamers bevond zich de haard, daarnaast lag een kleine kelder. In de kelder zijn veel wandtegels gevonden die waarschijnlijk afkomstig zijn van de genoemde haard. Vreemd genoeg waren alleen witte, dus onbeschilderde, wandtegels aanwezig. Was de haard heel sober uitgevoerd of zijn alle beschilderde tegels misschien netjes verwijderd bij het afbreken van de haard en ergens anders hergebruikt?
In de 19de eeuw is de boerderij verbouwd. De belangrijkste reden hiervoor zal een gewenste vergroting van de koeienstal zijn geweest. Hiervoor is de woonruimte aan de achterkant van de boerderij opgeofferd. De oude haard is afgebroken en iets verderop, tegen de hooiberg aan, is een nieuwe schoorsteen gemaakt. Bij deze nieuwe haard is een stookvloer en een ronde asput gevonden. Naast de haard bevond zich een bedstede en verderop in het woongedeelte lag een grote ondiepe voorraadkelder. In de stal is een ronde waterput en een rechthoekige waterkelder gemaakt.
Tijdens de opgraving zijn ook sporen aangetroffen van oudere bewoning. Op basis van historische gegevens kan worden gesteld dat de eerste huizen langs de Zwaagdijk vermoedelijk pas in de 14de eeuw zijn gebouwd. Op het perceel zijn tijdens de opgraving diverse sloten gevonden die ten tijde van de ontginning in de 11de/12de eeuw zijn gegraven. Uit de 12de of 13de eeuw dateren verder diverse grote kleiwinningskuilen, ook wel daliegaten genoemd. In de 15de eeuw zijn de sloten op het perceel gedempt, waarna het maaiveld met ruim 1 meter is opgehoogd door grond te storten. Uit de opgebrachte grond komen diverse scherven. Ook is een munt gevonden, namelijk een zilveren penning geslagen door Jan III van Arkel (1408-1456) in Heukelum.
Na de ophoging is op het perceel een huis gebouwd. Hiervan is niets teruggevonden, wat niet gek is gezien het feit dat huizen in deze tijd een heel lichte constructie kenden. Zij laten daarom geen of nauwelijks sporen achter in de bodem. Wel is een waterput aangetroffen die hoort bij de bebouwing uit de 15de of 16de eeuw. De waterput was een eenvoudige kuil in de grond en had geen versterkte wanden van bijvoorbeeld kleiplaggen of baksteen. In de waterput bevonden zich onder meer enkele onderdelen van een eikenhouten raamkozijn met luiken.
Deze tekst is geschreven door Dieuwertje Duijn en eerder gepubliceerd in de Kroniek van Noord-Holland over 2017. In het rapport zijn de laatste resultaten en conclusies te lezen.
Download rapport Download bijlagen