Begin 2017 is een grote stolpboerderij aan het Noordeinde in Lambertschaag afgebroken. Omdat het om een oud gebouw ging, vond voorafgaand aan de sloop een bouwhistorische opname plaats. Hierbij is onder meer het vierkant, de houten kern van de stolpboerderij, nauwkeurig bestudeerd. Het vierkant bleek helemaal te zijn gemaakt van grenenhout en mat 7 bij 7,80 meter. Het is duidelijk door een vakman gebouwd, in opdracht van een persoon met een goed gevulde beurs: er was namelijk uitsluitend nieuw aangekocht hout gebruikt, de houtverbindingen waren bijzonder zorgvuldig uitgevoerd en bij de bouw is gebruik gemaakt van telmerken. Dit betekent dat de onderdelen van het vierkant liggend op de grond passend zijn gemaakt, waarna ze op systematische wijze zijn gemerkt met kleine ingesneden tekens, de telmerken. Bij de bouw van de meeste stolpboerderijen is geen gebruik gemaakt van telmerken.
Bij de sloop van de boerderij zijn uit de hoofdonderdelen van het vierkant houtmonsters gezaagd voor dendrochronologisch onderzoek. Het hout van het vierkant blijkt allemaal in dezelfde periode te zijn gekapt, namelijk in de zomer, herfst of winter van het jaar 1660 of de eerste maanden van 1661. De bomen groeiden het zuiden van Noorwegen. Rekening houdend met transport en verwerking van het hout kunnen we stellen dat de stolpboerderij rond 1662 is gebouwd.
De stolp die rond 1662 is gebouwd, was een zogenaamde Westfriese stolp. Dit boerderijtype heeft een standaard indeling. De koeienstal bevindt zich namelijk altijd aan de achterkant, terwijl de woonvertrekken langs een zijgevel liggen. Langs de andere zijgevel vindt men de dars, waarbij de darsdeuren altijd in de voorgevel zitten. In het voorste woonvertrek van de stolp is een kleine kelder gevonden die waarschijnlijk van de bouw dateert. Aan de binnenzijde zaten tegen de onderrand 17de-eeuwse wandtegels met bloemen. In latere tijd is tegen deze kelder een nieuwe kelder aangebouwd; blijkbaar had men behoefte aan een grotere koele ruimte. De vloeren van beide kelders waren gemaakt van bakstenen, er was dus geen sprake van een plavuizen vloer.
In 1879 is de boerderij grootschalig verbouwd. Het is misschien zelfs beter om te spreken van nieuwbouw, aangezien vrijwel de hele boerderij opnieuw is opgetrokken. Alleen het 17de-eeuwse vierkant is blijven staan, met daaronder de oorspronkelijke fundamenten. Wel werd het vierkant aan de voorkant vergroot, door hier een overstek aan te brengen (extra balk die buiten de palen ligt). Uit het begin van de 20ste eeuw dateert een foto van de prachtige voorgevel van de boerderij, zoals die in 1879 is gebouwd. De gevel is rond 1950 vervangen na een schoorsteenbrand.
Om het oude vierkant werd een nieuwe boerderij gebouwd met een totaal ander uiterlijk en ook een andere indeling. De nieuwe boerderij was een zogenaamde Noord-Hollandse stolp. De koeienstal, de lange regel, bevindt zich bij dit type stolpboerderij langs een zijgevel. Aan de achterkant van de boerderij is ook nog plaats voor wat koeien, dit wordt de korte regel genoemd. Langs de andere zijgevel ligt de dars met de darsdeuren in de achtergevel, de woonvertrekken bevinden zich aan de voorkant.
In de nieuwe boerderij is een grote diepe kelder gebouwd aan de achterkant van de dars. Ook kwamen twee fundamenten van schoorstenen tevoorschijn: één in het woongedeelte aan de voorkant en één in de korte regel. In de lange regel is verder een waterput gevonden. Deze put was een bijzonder geval, want hij was erg klein en bleek niet zoals gebruikelijk te worden gevoed met grondwater. In plaats daarvan heeft men bij de bouw een hele diepe sleuf gegraven vanaf de sloot naast de boerderij naar de waterput en de onderkant daarvan dichtgestort met schelpen. Het slootwater kwam via de schelpenbaan in de put terecht en werd daar opgepompt als drinkwater voor de koeien.
De stolpboerderij die rond 1662 op het perceel is gebouwd, bleek niet het eerste gebouw op het perceel: al in de 16de eeuw is hier een huis of boerderij neergezet. De funderingen van dit gebouw zullen erg ondiep zijn geweest, want er is niets van teruggevonden. Wel kwam een ophogingslaag en een waterput uit deze tijd tevoorschijn, gemaakt van een ingegraven eikenhouten ton met daarboven een wand van gestapelde kleiplaggen. Het hout van de ton bleek na dendrochronologisch onderzoek te zijn gekapt rond 1536.
Download hier het volledige rapport