In de maand juni van 2017 is door Archeologie West-Friesland in opdracht van Woningstichting Welwonen een opgraving uitgevoerd tussen de Davidstraat, Romeinstraat en Korte Davidstraat in de historische binnenstad van Enkhuizen. De totale oppervlakte van het onderzoeksgebied was ruim 1200 m2. Voor 1590 ligt het gebied buiten de stadsmuren en komt bij de grote stadsuitbreiding van 1590 binnen de vesting Enkhuizen te liggen. Voorafgaand aan de stadsuitbreiding zijn bestaande sloten gedempt, waarna het gebied is opgehoogd met afwisselend veen- en kleibrokken. Vervolgens zijn zowel aan de Romeinstraat als aan de Davidstraat huizen gebouwd. Van de muren van de huizen of werkplaatsen is slechts weinig teruggevonden. Vanaf de tweede helft van de 17de eeuw kampte de stad Enkhuizen met een economische en demografische crisis met leegstaande panden tot gevolg. In de 18de eeuw sloopte men de huizen om de bakstenen als tweedehands bouwmateriaal te verkopen.
Vanwege het vrijwel geheel ontbreken van bakstenen muren en funderingshout kan worden opgemaakt dat het slopen zeer grondig is gebeurd. In de hoek Korte Davidstraat en Romeinstraat waren tussen de uitbraaksporen nog bakstenen funderingen zichtbaar. De strak op elkaar gebouwde huizen waren gefundeerd op een houten plank met daaronder haaks op de muur gelegde funderingsbalken. Aan de Davidstraat zijn de houten funderingsresten van twee gebouwen gevonden die op slieten waren gefundeerd. Alleen aan de zuidzijde van Gebouw 1 waren ook nog de naaldhouten kespen aanwezig. Opvallend is het verschil in lengte tussen de gebouwen en de geringe breedte van slechts 3,6 m. Mogelijk hebben we te maken met werkplaatsen of een combinatie van woonhuis met werkplaats eraan vast.
Zowel aan de Romeinstraat als aan de Davidstraat zijn op de achtererven meerdere houten tonnetjes tevoorschijn gekomen met bodem die hebben gediend als afvalton of bij ambachtelijke werkzaamheden, maar ook waterputten opgebouwd uit twee houten tonnetjes boven op elkaar kwamen voor. Ook zijn twee vierkante houten waterputten gevonden van circa 45 bij 45 cm, die op basis van vorm en eerdere opgravingen gekoppeld worden aan ambachtelijke werkzaamheden. De wanden waren gemaakt van dunne planken van naaldhout. In de waterputten zaten mooie vondsten zoals een bewerkt benen mes, versierd aardewerk, een complete glazen fles en miniatuurkannetjes van steengoedaardewerk.
Gedurende het project kwamen steeds meer sporen en vondsten tevoorschijn die van tevoren niet direct werden verwacht, zoals honderden hoorns en hoornpitten, de aanwezigheid van gemalen boomschors, een waterloop met dam erin en grote rechthoekige kuilen. Deze structuren en vondsten wijzen op de aanwezigheid van een leerlooierij. Huiden werden na de slacht met de hoorns en een deel van de schedel aan de leerlooierij geleverd om de soort te kunnen bepalen. Op locatie werden de hoorns van de huid gesneden. Vervolgens moesten de huiden nat gehouden worden en bewerkt met urine, kalk en mest. De urine en kalk dienden om het vet en haar van de huiden te verwijderen. Om het leer zacht te houden werden de huiden in grote kuilen gelegd en met mest aangestampt. Mogelijk hebben de grote rechthoekige kuilen met een gemiddelde afmeting van 4 x 2 m aan de Romeinstraat hiervoor gediend. Deze kuilen waren gegraven tot in het natuurlijke veenpakket en in één keer opgevuld met grijze klei. Tussen de kuilen liet men het veenpakket intact die in de coupe als een soort dammetjes zichtbaar zijn. Ook werd in meerdere sporen mest en fosfaat aangetroffen.
Om de huiden te conserveren, of te looien, werd vervolgens de schors van de eik gebruikt, ook wel Eek genoemd, maar ook de schors van andere bomen werd hiervoor gebruikt. In meerdere kuilen en greppels zijn resten van (gemalen) boomschors aangetroffen, waaronder ook berkenschors.
Tot slot heeft een leerlooierij erg veel stromend water nodig om de huiden nat te houden, maar ook om ze schoon te spoelen na een behandeling met bijvoorbeeld kalk, urine of mest. Hiervoor kan men de waterloop hebben gebruikt die is aangetroffen aan de noordoostzijde van het terrein in de hoek van de Davidstraat en de Korte Davidstraat. Aan de westzijde van de waterloop is haaks op de Noorderboerenvaart een dam opgebracht met afval, zoals aardewerk, leren schoenen en hoornpitten. De dam heeft mogelijk gediend om het water beheersbaar te houden bij de verschillende processen in het leerlooien. De waterloop is dichtgeraakt met dikke pakketten lichtgrijze en donkergrijze klei, afgewisseld met dunne lagen afval, waaronder keramiek uit de 17de eeuw.
Een van de topvondsten is een zilveren geuzenpenning. Op de voorzijde van de penning is het borstbeeld van Filips II zichtbaar met in het Frans het omschrift ‘In alles trouw aan de koning.’ Op de achterzijde is een bedeltas te zien met samengevouwen handen met het omschrift ‘zelfs tot aan de bedelstaf.’ Hiermee verklaarden ze trouw te blijven aan de landsheer tot aan het dragen van de bedeltas. Zo deden ze het voorkomen alsof ze niet tegen Filips II zelf in opstand kwamen, maar tegen zijn slechte raadgevers. Deze geuzenpenningen werden aan een halsketting gedragen via een draagoog. Op onze geuzenpenning is het draagoog niet aanwezig, maar is een gat in de bovenzijde gemaakt. Het is vooralsnog onduidelijk of het hier gaat om een originele geuzenpenning uit 1566 dat het om een replica gaat.
Op het middenterrein, in een kuil met baksteenpuin en tegels uit de eerste helft van de 17de eeuw, werd een schoorsteenbeeld gevonden van circa 0,70 m hoogte: Het beeld is gemaakt van terracotta en op het beeld waren nog verfresten aanwezig. Op de hoed waren twee aanzetten tot vleugels zichtbaar wat betekent dat het om de Romeinse god Mercurius gaat, de god van de handel, reizigers en winst. Op de foto is onder andere het Romeinse borstkuras goed zichtbaar.
Deze tekst is geschreven door Bart ter Steege en eerder gepubliceerd in de Kroniek van Noord-Holland over 2017. In het rapport zijn de laatste resultaten en conclusies te lezen.
Download rapport Download bijlagen