2017 | Den Burg | Texel

Tussen eind september en begin november 2017 is een grootschalige opgraving uitgevoerd langs de Groeneplaats in het historische centrum van Den Burg op Texel. Het plangebied viel voor een groot deel binnen een archeologisch rijksmonument, waarbinnen de resten van een middeleeuwse ringwalburg aanwezig zijn.

De eerste kleinschalige onderzoeken in de omgeving van het plangebied werden gedurende de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) uitgevoerd binnen de voormalige kloostertuin. Deze onderzoeken waren een initiatief van de Duitse archeoloog Karl Heinz Jacob-Friesen, Ortskommandant van Texel. De commandant had zich na zijn stationering verwonderd over de ronde uitleg van het centrum van Den Burg. Dit, in combinatie met de plaatsnaam, deed hem vermoeden dat het plaatsje was ontstaan uit een middeleeuwse burg. In samenwerking met het Rijksmuseum van Oudheden uit Leiden werden enkele sleuven gegraven waarin divers middeleeuws aardewerk tevoorschijn kwam en een gracht werd aangesneden.

In de decennia die hierop volgde leverde meerdere kleine onderzoeken mondjesmaat aanvullende informatie op over de ringwalburg. In 1967 bleef voorafgaand aan de bouw van de grote diepe kelder archeologisch onderzoek achterwege. Wel werden na het uitgraven van de bouwkuip vele sporen uit de prehistorie en de Vroege en Late Middeleeuwen gedocumenteerd. Het meest in het oog springend was de vondst van meerdere grachten en een lage aarden wal. Aan de hand van deze resten kon een vroegmiddeleeuwse ringwalburg door archeoloog Flip Woltering worden gereconstrueerd: het betrof een ovaalvormig omgracht terrein met een afmeting van ongeveer 110 m x 135 m met de kerk als middelpunt.

In de afgelopen jaren heeft de gemeente Texel het plan opgevat om dit deel van het centrum van Den Burg opnieuw te ontwikkelen. Het raadhuis werd gesloopt om plaats te maken voor winkels, horeca en woningen. De opgraving vond plaats aan weerszijden van de voormalige diepe kelder van het raadhuis uit 1967.

De oudste onderzochte resten dateren uit de Late IJzertijd (250 v. Chr – 12. v. Chr). Het gaat onder andere om erfscheidingen in de vorm van greppels, akkers met sporen van landbewerking en aardewerkvondsten die mogelijk met een religieus ritueel motief zijn begraven.

Uit de vroege middeleeuwen zijn meerdere kuilen en twee (van de drie) grachten van de ringwalburg gevonden. Deze konden in meerdere dwarsdoorsnedes nauwgezet worden bestudeerd. De buitenste gracht was 6 m breed en 0,8 m diep, de ander werd slechts gedeeltelijk aangesneden. Deze gracht was meer dan 8 m breed en ongeveer 1 m diep. Uit het onderzoek is gebleken dat de buitenste en middelste gracht vrij snel na elkaar zijn uitgegraven. Mogelijk gaat het om een uitbreiding van het grachtenstelsel om de aarden wal meer te kunnen ophogen. De gracht wordt op basis van eerdere onderzoeken door sommige archeologen in de 7de eeuw gedateerd, maar anderen twijfelen daaraan. Aan de hand van het dateerbaar vondstmateriaal, maar ook met behulp van andere meer moderne dateringsmethoden zoals 14C en OSL, zal bij de uitwerking van het onderzoek worden geprobeerd de werkelijke ouderdom te achterhalen.

In de volle middeleeuwen is tussen de vroegmiddeleeuwse ringwalburg en het latere Agnietenklooster een weg of pad aangelegd op de dichtgeworpen gracht. Dit pad, dat herkend werd aan de hand van de indrukken van karrenwielen, liep vanaf de huidige Zwaanstraat tot de kern van het oude Den Burg. Mogelijk hangt dit karrenspoor samen met het egaliseren van het terrein en het graven van de nieuwe gracht in de 14de eeuw. Uit historische bronnen is bekend dat Jan van Beaumont, de broer van graaf Willem III van Holland, in 1346 verder van de kern, een grotere nieuwe gracht liet aanleggen. Aan deze gracht dankt Den Burg zijn huidige circulaire vorm.

Uit het archeologisch onderzoek is verder vast komen te staan dat een groot deel van het plangebied onderdeel was van het Agnietenklooster. Hiervan zijn meerdere erfafscheidingen gevonden, waaronder diepe kuilen, kleine grachten, een tuunwal en een kloostermuur. Hierop aansluitend is gebleken dat binnen Den Burg oriëntaties en erfgrenzen honderden jaren en misschien wel langer intact zijn gebleven. Zo was onder de uitgebroken resten van de kloostermuur een 2,5 m brede droge gracht aanwezig, die exact dezelfde lijn volgt. Waarschijnlijk gaat het om de eerste uitleg van het kloosterterrein in de Late Middeleeuwen. In de gracht werd het skelet van een veulen gevonden. Deze was in een ovale kuil begraven nadat de gracht was gedempt. Het dier lag in anatomisch verband met het hoofd schuin gekeerd over de voorbenen. Nadat de kuil was dichtgegooid, werd het afgedekt met flinke veldkeien. Een dergelijke begraving van is in Nederland nog niet eerder geconstateerd, de achtergrond ervan wordt onderzocht.

Aan de hand van het archeologisch onderzoek kunnen de exacte grenzen en afmetingen van het kloosterterrein nu worden bepaald. Opmerkelijk is de aanwezigheid van vele waterputten aan de zuidzijde van het plangebied langs de Parkstraat. De wanden hiervan zijn opgebouwd uit kleizoden gestoken uit de omringende kwelders. Dat de waterputten erg belangrijk waren, blijkt uit de moeite die werd gestoken in de bouw en reparatie ervan. Reparaties waren blijkbaar regelmatig nodig, want diverse waterputten waren aan de bovenzijde onder de gronddruk bezweken en naar binnen geklapt.

Na 1573 werd een deel van de gebouwen van het klooster gesloopt en richtte men het terrein opnieuw in als tuin van een weeshuis. Baksteen en zogenaamde montantstenen van de stijlen van de laatgotische kerkramen werden toegepast in de fundering van de achtergevel van de laat 18de / 19de-eeuwse huizen langs de Groeneplaats. Vlakbij deze achtergevel van de schamele huizen -’t Raaksje genoemd -, werd een kuil gevonden die was volgestort met historisch vensterglas. Tussen deze gebrandschilderde bevonden zich fragmenten van ruitjes die mogelijk in de 14de of 15de eeuw zijn gemaakt. Vensterglas uit deze periode is uiterst zeldzaam. Zowel de vensterdelen als de ruiten kunnen afkomstig zijn van de laatmiddeleeuwse kapel die op het kloosterterrein stond.


Deze tekst is geschreven door Sander Gerritsen & Bart ter Steege en eerder gepubliceerd in de Kroniek van Noord-Holland over 2017. Bovenstaande resultaten zijn nog voorlopig. Op dit moment wordt dit project uitgewerkt. In het rapport zullen de laatste resultaten en conclusies te lezen zijn. Als het project is uitgewerkt, zal het rapport op deze pagina te downloaden zijn.