In het kader van de versterking van de Markermeerdijken tussen Hoorn en Durgerdam vinden diverse werkzaamheden plaats waarbij soms delen van de historische dijk en onderliggende resten kunnen worden aangetast. Archeologie West-Friesland begeleidt het deel tussen Hoorn en Edam. Op diverse locaties werden profielsleuven gegraven om de opbouw van de dijk in kaart te brengen en eventuele verschillen en overeenkomsten nader te duiden. In een campagne werden haaks op de dijk vier sleuven aangelegd in directe omgeving van de Etersheimerbraak, tussen de dorpen Schardam en Warder. Bij een van deze sleuven is per toeval een sluis gevonden die niet bekend was op basis van het historisch kaartmateriaal. Was de sleuf twee meter noordelijker of zuidelijker aangelegd, dan was de sluis misschien wel nooit gezien.
De vondst van de sluis was daarmee een toevalstreffer. De locatie van de sleuf was vrij willekeurig gekozen en had als doel om de doorsnede van de dijk nader te onderzoeken. Aanname hierbij was dat de huidige dijk waarschijnlijk een 15de-eeuwse inlaagdijk is. De oude, of wellicht meerdere oudere dijken, lagen verder naar buiten op de plek waar nu het Markermeer ligt. Bij het verdiepen kwamen we staand hout tegen wat later de onderzijde van de zijwand van een sluis bleek te zijn. Na verder vrijleggen bleek een groot deel van de bodem nog intact. Omdat deze sluis nergens voorkwam op historische kaarten werd uitgegaan van een oude datering. De constructiewijze deed ook ‘middeleeuws’ aan. De sluis vertoonde overeenkomsten met eerder onderzochte sluizen in bijvoorbeeld Rotterdam of Buitenpost in Friesland. Deze dateerden in de 13de eeuw.
Het dendrochronologisch onderzoek had nogal wat voeten in de aarde. De eiken planken van de bodem en de liggende balken gaven geen overlap in de kalender en daardoor geen datering. Het grootste monster echter kwam van de slagdrempel gaf een datering van de laatste ring op 1438. Dendrochronoloog Sjoerd van Daalen gaf aan dat het een ‘bijna wankant-geval’ betrof waardoor mag worden uitgaan van een kapdatum tussen 1438 en 1440 en dat op basis van de kalender het eikenhout uit Oost-Nederland afkomstig is.
Van de sluis is de vloer teruggevonden bestaande uit eikenhouten planken, gelegd in de stroomrichting van het water. Aan zeezijde was geen kwelscherm aanwezig, wel een balk onder de vloer waartussen de planken zaten geklemd. Onder de slagdrempel was ook een balk aanwezig om de vloerplanken op hun plek te houden.
Haaks op de vloerplanken lagen om de circa 0,3 m liggende balken, zogenaamde zwalpen, met aan de zijkanten inkepingen voor de gebinten. Van deze opgaande stijlen is niets teruggevonden. Deze zijn verwijderd tijdens de ontmanteling van de oude sluis. Op de bewaard gebleven onderkant van de wanden waren wel de afdrukken van deze stijlen zichtbaar en de nagels waarmee de wanden aan de stijlen waren bevestigd.
Tegen de slagdrempel zijn met pen-gat verbindingen aan beide uiterste zijden twee keuspots gevonden waar de draaigedeeltes van de sluisdeuren naar buiten toe konden opendraaien. Met hoogwater werden de deuren door de waterdruk dichtgeduwd tegen de slagdrempel. Een opgaande stijl in het midden van de drempel zal voor extra stevigheid en afdichting hebben gezorgd. De breedte van de sluis was 3,2 m. De sluis was minimaal 5 m lang, maar een deel van de sluis kon niet worden onderzocht en ligt nog in het binnendijkse dijklichaam en onder de huidige weg.
Zowel de slagdrempel als de liggende balk aan zeezijde staken aan weerszijden uit buiten de koker. Dit moest er waarschijnlijk voor zorgen dat de vloer niet omhoog kwam of ging ‘drijven’ wanneer het zeewater hoog tegen de sluis aanklotste. Mogelijk hangt de schuine aanleg van de vloer ook hiermee samen. Op een lengte van 5 m bedroeg het afschot circa 0,6 m. Gemiddeld lag de vloer van de sluis op 3,6 m onder NAP. Door zetting zal de dijk en daarmee ook de sluis zijn gezakt, maar om hoeveel zetting het gaat, is nu nog een vraag.
Het vermoeden bestaat dat de sluis slechts één set deuren heeft gehad en dat het gaat om een uitwateringssluis, gebouwd om het overtollige water in de omgeving van Etersheim kwijt te raken. Toch is nog onduidelijk waarom de sluis precies hier is gesitueerd. Door het ontstaan van de Etersheimerbraak is de oude verkaveling verdwenen, maar ook net hierbuiten zien we geen tocht of wetering direct richting de sluis lopen. Oorspronkelijk liep een grote watering/wetering vanaf de Beemster door Oosthuizen helemaal naar Etersheim. Deze boog lichtjes af naar het zuiden bij de Slingerdijk. De oude loop is nog te zien op het Actueel Hoogtebestand Nederland. Mogelijk is daar een doorbraak geweest of werd de plek te zwak en moest de sluis rond 1440 zuidelijk worden verplaatst. Uiteindelijk werd de afwatering omgelegd via De Wijzend die nog steeds deze functie heeft en via gemaal Warder uitwatert op het Markermeer.