Oosterweg 9

Eind juli/begin augustus 2023 is door Archeologie West-Friesland een opgraving uitgevoerd aan de Oosterweg 9, net ten oosten van Oosterend aan de noordzijde van het buurtschap Zevenhuizen. Hier stond tot voor kort een stolpboerderij genaamd Oostwijk.

Van deze boerderij is in februari een bouwhistorische opname uitgevoerd. Hieruit bleek dat de stolpboerderij aanvankelijk één vierkant bezat en dat pas later de boerderij is vergroot met een tweede vierkant tot een zogenaamd dubbel vierkant. Op basis van de kadastrale minuut en de bouwwijze werd vermoed dat de uitbreiding had plaatsgevonden vóór 1828 en de stolpboerderij ergens in de 18de eeuw dateert. Het dendrochronologisch onderzoek lijkt dit te ondersteunen met een kapdatering na 1730 voor de bouw van de oorspronkelijke stolpboerderij en dateringen rond of na 1817 voor de uitbreiding tot het dubbel vierkant.

Tijdens het archeologisch onderzoek werden resten teruggevonden van de funderingen, een intacte kelder en een waterput. Resten van een oudere stolpboerderij of van een laatmiddeleeuwse voorganger ontbraken enigszins tegen de verwachting in.

Onder de resten van de stolpboerderij werden wel sporen van vroegmiddeleeuwse oorsprong gevonden. Op basis van eerdere onderzoeken en waarnemingen rondom Oosterend en Oost was de verwachting voornamelijk hoog voor resten uit de Karolingische periode. Het was enigszins verrassend toen ouder vroegmiddeleeuws scherfmateriaal tevoorschijn kwam. Het oudste materiaal dateert uit de vroege 6de eeuw en houdt verband met een cluster van hutkommen die onder de stolpboerderij tevoorschijn kwam. Het gaat om grote rechthoekige kuilen met paalkuilen erin en vlak ernaast. Vermoedelijk zijn de kuilen gebruikt als dumpplek voor as en houtskool na de afbraak van de hutten. De hutkommen zijn uitgebreid bemonsterd en worden momenteel onderzocht op de aanwezigheid van botanisch en ander materiaal. Ondanks dat dit onderzoek nog gaande is, kan worden gemeld dat binnen meerdere hutkommen aanwijzingen zijn gevonden voor ijzerbewerking in de vorm van hamerslag.

Bovenop de oudere kuilen is een prachtige hutkom gevonden met de zodenwanden nog intact. Binnenin het spoor werd een dikke laag van dezelfde zoden gevonden, mogelijk restanten van de geslechte wanden. Het gebruik van zoden beperkte zich niet tot deze structuren. In een van de greppels werd een gestapelde rij zoden gevonden, mogelijk het restant van een oude tuinwal, waar Texel nog steeds bekend om staat. Tot nog niet zo lang geleden werd aangenomen dat deze vorm van erfbegrenzing in de 18de eeuw is ontstaan, maar inmiddels zijn er laatmiddeleeuwse (Den Burg, Groeneplaats) en mogelijk zelfs prehistorische voorbeelden bekend (Oosterend, Bijenkorfweg). Wat dat betreft zou dit vroegmiddeleeuwse voorbeeld een mooie schakel in de chronologie vormen.

Bij het verdiepen kwam onder de relatief kleine ophogingslagen uit de Vroege Middeleeuwen een opvallend dik pakket omgezette grond tevoorschijn. Bij het verdiepen van dat pakket kwamen op verschillende niveaus greppels tevoorschijn, met variërende oriëntaties. Het lijkt te gaan om meerdere akkersystemen. Het spaarzame vondstmateriaal wijst op een datering in de Late IJzertijd en/of de Romeinse Tijd. Wellicht is deze locatie lang in gebruik geweest en heeft men veel grond verplaatst in deze periode. De opbouw doet sterk denken aan de enkeerdgronden zoals deze spaarzaam worden gevonden op Texel, maar vaker worden aangetroffen op het Pleistocene dekzand elders in Nederland.

Het onderzoek sluit mooi aan op de constateringen van Woltering dat rond 500 een nieuwe groep bewoners arriveerde nadat de bevolking in de eerste helft van de 4de eeuw was vertrokken als gevolg van verstuiving, overexploitatie en uiteindelijk vernatting van de lagere dekzandgronden. Mogelijk waren de in de Late IJzertijd/Romeinse Tijd opgehoogde akkers aantrekkelijke locaties voor de nieuwe kolonisten.