Dorpsstraat 29

Archeologie West-Friesland heeft op de locatie Dorpsstraat 29 in Nibbixwoud een archeologische opgraving uitgevoerd. Aanleiding hiervoor was de geplande nieuwbouw van een woonhuis en schuur op het perceel.

De oudste sporen in het plangebied dateerden uit de Middeleeuwen. Op een laag veen van 0,2 m dikte was een laag opgebracht, bestaande uit donkergrijze klei en as. Op basis van het vondstmateriaal uit de ophogingslaag is de laag in de 13de eeuw opgebracht. Deze ophogingslaag werd doorsneden door een grote kuil die in twee fasen opgevuld raakte. In de onderste laag werd vondstmateriaal verzameld uit de 14de eeuw. In de onderste ophogingslaag werd een askuil aangetroffen; vermoedelijk een restant van een middeleeuwse haardplaats. Overige sporen uit Middeleeuwen bleken niet aanwezig. Ook ontbraken aanwijzingen voor begrenzingen van een terp in de vorm van zodenbanen of terpsloten. De kuil werd afgedekt door een tweede middeleeuwse ophogingslaag. In deze laag werd een bijna complete grape aangetroffen van roodbakkend aardewerk. De grape met haakoren en ingekraste golflijnen op de buik dateert uit de tweede helft van de 14de eeuw.

Op de historische kaart van Johannes Dou uit 1651-1654 is aaneengesloten bewoning zichtbaar aan de Dorpsstraat in Nibbixwoud. Alleen een waterput aan de oostzijde van het plangebied kan aan deze fase worden gekoppeld. De waterput met bakstenen schacht stond op een wagenwiel. Dit beukenhouten wagenwiel was vastgenageld op een onderlaag van naaldhouten planken. Dat het wagenwiel van onderen aan de planken was vastgemaakt betekent dat men de fundering op de kant in elkaar heeft gezet en vervolgens als geheel in de grond heeft geplaatst. In het midden van de planken was een gat van 45 cm in diameter gehakt voor de watertoevoer. Onder de waterput was nog een welgat aanwezig met een diameter van 15 cm die was opgevuld met schelpmateriaal. Dit is eerder aangetroffen bij opgravingen in Enkhuizen, Medemblik en Zwaag. Het schelpmateriaal diende om het water dat omhoog kwam te zuiveren. In de waterput werden onder andere een tinnen lepel en oorlam gevonden. De lepel met platte steel met daarop een ‘pied de  biche’-decoratie loopt voor extra stevigheid met een rattenstaart over op de ronde bak. De stempel is voorzien van het stadswapen van Amsterdam en de letters kk (klein keur). De datering van de lepel is 1689-1725.

Van het huis dat is ingetekend op de kadastrale minuutkaart uit 1826 bevond zich slechts een klein deel binnen het plangebied. Van dit huis werd in de noordoosthoek de onderzijde van een schoorsteenfundering aangetroffen, gemaakt van gehalveerde en hergebruikte bakstenen.

In 1936 wordt binnen het plangebied een nieuw huis gebouwd. Tijdens de aanleg van het eerste vlak werd een langwerpig uitbraakspoor aangetroffen met een afmeting van 0,8 m breed en minstens 3,2 m lang. Onderin bleek nog een deel van een kelder intact. De fundering bestond uit drie lagen rode en gele baksteen met verschillende afmetingen. Op deze fundering waren halfsteens wanden gezet van gele baksteen. De vloer bestond ook uit bakstenen en was aangesmeerd. De lange, smalle afmetingen van de kelder doen vreemd aan. Het is vooralsnog onduidelijk wat de functie van de kelder was en bij welke bouwfase de kelder hoort.  

Vrijwel direct ten noorden van deze kelder stond een waterkelder met een binnenmaat van 0,9 bij 1,8 m. De aan de buitenzijde aangesmeerde kelder had een bodem van drie baksteenlagen dik en was op staal gefundeerd. In de waterkelder werd een houten plank gevonden van 115 cm lang. Op één zijde van de plank was een vierkanten ornament van naaldhout aan de plank bevestigd van 10 bij 10 cm en aan de andere kant was een afdruk aanwezig van eenzelfde ornament. In het midden van de plank was ook nog een ruitvormige afdruk zichtbaar, maar deze was groter; 32 bij 11 cm. Op deze zijde van de plank was ook nog een dikke, roze laag te zien. Vermoedelijk is dit een restant verf. De plank is waarschijnlijk in de 18de of 19de eeuw gebruikt als betimmering rond een deur of bedstedewand. Tijdens de afbraak van het huis is een deel van het bouwmateriaal gebruikt om de waterkelder op te vullen.

Tijdens het onderzoek zijn enkele archeologische sporen tevoorschijn gekomen uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Het restant van een vermoedelijke haardplaats in de middeleeuwse ophogingslaag toont aan dat binnen het plangebied mogelijk al vanaf de 14de eeuw werd gewoond. Of hier sprake is van langdurige en continue bewoning kon op basis van de archeologische resten niet worden aangetoond.