Aartswoud, flonkerend verleden uit de steentijd
De archeologie van Het Hoog en Maantjesland, monumentale gebieden van 4.500 jaar geleden
Gemeente Opmeer
‘Aartswoud’ is in de Nederlandse archeologie een klinkende naam. De naam staat voor uitzonderlijk goed bewaard gebleven archeologische vindplaatsen van 4.500 jaar geleden, de allerlaatste fase van het Neolithicum (of Nieuwe Steentijd) in ons land. De vindplaatsen zijn bijzonder omdat er van deze periode behalve in de omgeving van Aartswoud nergens zulke goed geconserveerde resten van menselijke bewoning in Nederland zijn overgebleven. In de vorige eeuw werden deze vindplaatsen ontdekt. Archeologen vonden hier barnsteen kralen, messen van vuursteen, pijlpunten en speerpunten van lange werpsperen.
Daarnaast werd een keur aan voedselresten aangetroffen zoals botten van koeien, varkens, schapen en geiten. Tevens zijn ook botten van wilde dieren als ree, eland en beer en gevogelte als wilde eend en smient gevonden. Ook trof men resten van prehistorische tarwe aan en stenen om dit te vermalen. Verder werden een boerderijhond en een mensenbeeldje van klei opgegraven. Het scala aan vondsten duidt op een ontwikkelde cultuur van een groep mensen die langzaam maar zeker de natuur naar hun hand kon zetten. Zij bebouwden het land, joegen in de wildernis met hun jachthond, vingen vis, verzamelden schaaldieren en hielden van sieraden.