Op maandag 13 en dinsdag 14 december 2021 is door Archeologie West-Friesland (AWF) op het perceel Parkstraat 14 in Den Burg, gemeente Texel een archeologische opgraving uitgevoerd. Directe aanleiding voor het onderzoek was de bouw van een fietsenschuur en -kelder op de locatie van de middeleeuwse burggracht. Deze wordt ten zuiden van het huidige bedrijf gebouwd. De bouw van de fietsenschuur en -kelder betekent een verstoring van het aanwezige bodemarchief, waardoor behoud in situ van de archeologische resten niet mogelijk is.
Volgens verwachting zijn tijdens het onderzoek resten uit de Late-Middeleeuwen en Nieuwe Tijd gevonden. Antropogene sporen uit de prehistorie en Romeinse Tijd ontbraken.
Rond 1300 is volgens Bartels het grootste gedeelte van grachten- en wallensysteem nog in werking. De Parkstraat bestond toen nog niet en maakte onderdeel uit van de burgwal en het talud. Op basis van OSL-onderzoek aan de Warmoesstraat kan worden verondersteld dat de burggracht vóór 1276 is aangelegd. Deze had een gereconstrueerde breedte van ca. 43 m. De noordelijke oever van de burggracht grensde aan een omwalling die met zoden was bekleed. Omstreeks 1400 werd vanuit het zuiden richting het noorden een deel van de burggracht gedempt, waardoor deze met ruim 10 m werd versmald. Bartels stelt dat vanaf 1400 de burggracht steeds slechter werd onderhouden, waarna de gracht vanaf het midden van de 16de eeuw als vuilstort werd gebruikt. In ieder geval werd de noordelijke oever van de burggracht ter hoogte van Parkstraat 14 in de 17de eeuw nog met grenenhouten planken en palen beschoeid. Mogelijk hangt dit samen met de oudste bewoning binnen het perceel. Gelijktijdig werd ook een waterput op het terrein aangelegd. Door de aanplemping en gedeeltelijke demping veranderde de nieuwe burggracht, of beter burgsloot, in slechts een schim van zijn oorspronkelijke omvang, namelijk 3,3 m. Deze situatie bleef gehandhaafd tot 1902, waarna de sloot werd gedempt en ter plaatste een riool werd aangelegd.